2.C - je kent 4 belangrijke momenten in het leven;
2.D - Je kunt bij deze momenten Joodse rituelen beschrijven.
2.E - Je kunt de namen van 7 joodse feesten opnoemen.
2.F - Je kunt van de joodse feesten beschrijven hoe ze gevierd worden.
2.G - Je kunt van de joodse feesten beschrijven op welk verhaal het is gebaseerd.