Herhaling 3.4
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Goederen die voor consumenten niet van elkaar verschillen, noem je
A
Homogene goederen
B
Heterogene goederen
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe kunnen bedrijven hun marktaandeel vergroten?
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk goed is homogeen?
A
Frisdrank
B
Sneakers
C
Melk
D
Rugzakken
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke marktvorm heb je te maken met maar één aanbieder?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij welke marktvorm heb je te maken met maar weinig aanbieder?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Bij de marktvorm oligopolie heb je zowel heterogene producten, als homogene producten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vier vrienden willen alle vier een nieuwe smartphone. Er is een zeer ruime keuze in merken en modellen op de markt van mobiele telefoons.
Van welke marktvorm is hier sprake?
Van welke marktvorm is hier sprake?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn de verschillen tussen volkomen concurrentie en monopolistisch concurrentie?
Slide 12 - Open vraag
€ 1.750
De marktvorm voor heterogene producten met veel aanbieders noem je
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom is een kartel verboden?
Slide 14 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
