Hoofdstuk 2 - herhalen

conjuncties en adverbia
dus, en, maar, want, of 
alsof, dat, doordat, hoewel, indien, mits, naarmate, nu, ofschoon, omdat, opdat, sinds, tenzij, terwijl, toen, totdat, voordat enz. 
daarom (omdat), 
daardoor (doordat), 
daarvoor (voordat), 
daarna (nadat) 
Nevenschikkende voegwoorden 
Onderschikkende voegwoorden
Bijwoorden:
hoofdzin + hoofdzinnen
hoofdzin + bijzin
hoofdzin met inversie
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Beroepsopleiding

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

conjuncties en adverbia
dus, en, maar, want, of 
alsof, dat, doordat, hoewel, indien, mits, naarmate, nu, ofschoon, omdat, opdat, sinds, tenzij, terwijl, toen, totdat, voordat enz. 
daarom (omdat), 
daardoor (doordat), 
daarvoor (voordat), 
daarna (nadat) 
Nevenschikkende voegwoorden 
Onderschikkende voegwoorden
Bijwoorden:
hoofdzin + hoofdzinnen
hoofdzin + bijzin
hoofdzin met inversie

Slide 1 - Tekstslide

conjuncties en adverbia
dus, en, maar, want, of 
alsof, dat, doordat, hoewel, indien, mits, naarmate, nu, ofschoon, omdat, opdat, sinds, tenzij, terwijl, toen, totdat, voordat enz. 
daarom (omdat), 
daardoor (doordat), 
daarvoor (voordat), 
daarna (nadat) 
Nevenschikkende voegwoorden 
Onderschikkende voegwoorden
Bijwoorden
Ik ben gevallen 
en mijn jas is doorweekt.
Doordat ik in een plas viel, 
is mijn jas doorweekt
ik viel in een plas, daardoor is mijn jas doorweekt.

Slide 2 - Tekstslide

conjuncties en adverbia
Nevenschikkende voegwoorden: 
dus, en, maar, want, of 
-> hoofdzin + hoofdzinnen
Onderschikkende voegwoorden:
alsof, dat, doordat, hoewel, indien, mits, naarmate, nu, ofschoon, omdat, opdat, sinds, tenzij, terwijl, toen, totdat, voordat enz. 
-> hoofdzin + bijzin

Ik ben gevallen. - hoofdzin 
Daardoor ben ik in een plas gevallen. - hoofdzin met inversie
Doordat ik in een plas gevallen ben. - bijzin

Bijwoorden: 
daarom (omdat)
daardoor (doordat)
daarvoor (voordat)
daarna (nadat) 
-> hoofdzin met inversie

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
door +
er
worden / zijn + participium

Slide 5 - Tekstslide

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling

actief

passief

passief + modaal werkwoord
presens
We slaan de bladzijde om
De bladzijde wordt omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen worden.
imperfectum
We sloegen de bladzijde om.
De bladzijde werd omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen worden.
perfectum
We hebben de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde is omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen zijn.
plusquam
perfectum
We hadden de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde was omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen zijn.
door +
er
worden / zijn + participium

Slide 6 - Tekstslide

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling

actief

passief

passief + modaal werkwoord
presens
We slaan de bladzijde om
De bladzijde wordt omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen worden.
imperfectum
We sloegen de bladzijde om.
De bladzijde werd omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen worden.
perfectum
We hebben de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde is omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen zijn.
plusquam
perfectum
We hadden de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde was omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen zijn.
handelende persoon is niet belangrijk 
door +
er
worden / zijn + participium

Slide 7 - Tekstslide

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
Passieve zin -> nadruk op handeling
passieve zinnen zonder subject

actief

passief

passief + modaal werkwoord
presens
We slaan de bladzijde om.
De bladzijde wordt omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen worden.
imperfectum
We sloegen de bladzijde om.
De bladzijde werd omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen worden.
perfectum
We hebben de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde is omgeslagen.
De bladzijde moet omgeslagen zijn.
plusquam
perfectum
We hadden de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde was omgeslagen.
De bladzijde moest omgeslagen zijn.
handelende persoon is niet belangrijk 
door +
er
worden / zijn + participium
blz. 285 / 286

Slide 8 - Tekstslide

Er worden veel cursussen Nederlands gegeven.
Passieve zinnen met een modaal werkwoord
+ worden / zijn
Er zijn veel mensen voor deze cursus aangemeld.
Alle vragen moeten beantwoord zijn.
De uitslag zal morgen bekend gemaakt worden.
Passieve zinnen zonder subject
+ er
Passieve zinnen met handelende persoon
+ door
De verklaring moet door alle  deelnemers ondertekend worden.
+ er
+ worden / zijn
+ door

Slide 9 - Tekstslide

schrijven
conversatie
korte break om 19:15 uur
grammaticaregels herhalen
Dank voor het invullen!

Slide 10 - Tekstslide

Ben je tevreden?
Mis je iets?

Slide 11 - Tekstslide

Later zijn er weer bossen aangeplant ...
Er wordt de laatste decennia geëxperimenteerd 
met een meer natuurlijk bosbeheer ...
presens
passieve zinnen en tijden
Er 1
Er 2
perfectum

Slide 12 - Tekstslide

Passieve zinnen
Actieve zin -> nadruk op subject
worden / zijn
 + 
participium
Passieve zin -> nadruk op handeling
handelende persoon is onduidelijk of onbekend
actief
passief
presens
We slaan de bladzijde om
De bladzijde wordt omgeslagen.
imperfectum
We sloegen de bladzijde om.
De bladzijde werd omgeslagen.
perfectum
We hebben de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde is omgeslagen.
plusquam
perfectum
We hadden de bladzijde omgeslagen.
De bladzijde was omgeslagen.
handelende persoon is niet belangrijk 
door +

Slide 13 - Tekstslide

Het wordt volgende week besproken.
Passieve zinnen met een indefiniet subject

Er wordt een toets voorgesteld over hoofdstuk 1 en 2
Er wordt voor koffie en thee gezorgd.
Passieve zinnen met een concreet antecedent

het / dat
er
We weten nog niet wanneer we een toets hebben.
onpersoonlijke werkwoorden

regenen, sneeuwen

Slide 14 - Tekstslide

Het is een Spaanse vrouw.
specificeert / identificeert 
 onbepaald subject

Er staat een auto voor de deur.
Er is een nieuwe cursist in onze groep.
introductie 
onbepaald subject
er
het / dat 
Het is een rode volkswagen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Vertel iets over ...
je auto,
je mobiele telefoon,
fe tuin of balkon,
je studie,
je werk,
het bedrijf / de organisatie waar je werkt,
je hobby,
een thema waarin je geïnteresseerd bent,
een film die je onlangs hebt gezien,
een boek dat je onlangs hebt gelezen
enz.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


Vind je dat er in Nederland veel troep op straat ligt?

Slide 20 - Open vraag


 In welke situaties vind je het lastig om je in het Nederlands te uiten?

Slide 21 - Open vraag


 Wat is een verstandige beslissing van jou geweest?

Slide 22 - Open vraag


Wanneer vind je het verwarrend om meerdere talen te spreken?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide


Welk woord hoort er niet bij?
fulmineren
A
schreeuwen
B
fluisteren
C
vloeken
D
razen

Slide 25 - Quizvraag


Welk woord hoort er niet bij?
weerwoord
A
reactie
B
motivatie
C
antwoord
D
tegenargument

Slide 26 - Quizvraag


Welk woord hoort er niet bij?
schromelijk
A
ernstig
B
verschrikkelijk
C
voorzichtig
D
erg

Slide 27 - Quizvraag


Welk woord hoort er niet bij?
excessief
A
extreem
B
buitengewoon
C
te veel
D
bijzonder

Slide 28 - Quizvraag


Welk woord hoort er niet bij?
leuteren
A
plukken
B
kletsen
C
babbelen
D
zwammen

Slide 29 - Quizvraag


Wet betekent dit?
(twee antwoorden mogelijk)
Iemand met de neus op de feiten drukken.
A
iemand ergens mee confronteren
B
iemand iets goed laten ruiken
C
iemand iets duidelijk maken

Slide 30 - Quizvraag


Wet betekent dit?
(twee antwoorden mogelijk)
Er is iets niet in orde.
A
Het is niet juist.
B
Het is niet goed.
C
Iets is niet recht

Slide 31 - Quizvraag

huiswerk
opdracht 16, blz. 70
afspreken, oplossen, opstaan

Slide 32 - Tekstslide

telkens
staren
zowat
doordringen
overmatig
Altijd en overal online
tekortkoming
beheersen
fel
overdrijven
ter sprake komen
stapelen
boeien
aanmaken
knikken
beslissen
elders
maar
want
en
dus
of
omdat
aangezien
als
dat
hoewel
nadat
of
sinds
tenzij
terwijl
totdat
voordat
wanneer
zodra
mits
indien
naarmate
osfchoon
opdat
daarom
daardoor
daarna
daarvoor

Slide 33 - Tekstslide

Passieve zinnen met handelende persoon
Passieve zinnen met een modaal werkwoord
Er worden veel cursussen Nederlands gegeven.
Passieve zinnen zonder subject

+ er
Er zijn veel mensen voor deze cursus aangemeld.
Alle vragen moeten beantwoord zijn.
De uitslag zal morgen bekend gemaakt worden.
De uitslag zal morgen bekend gemaakt worden door de directie.
+ worden / zijn
+ door

Slide 34 - Tekstslide

Passieve zinnen met een modaal werkwoord
Alle vragen moeten beantwoord zijn.
De uitslag zal morgen bekend gemaakt worden.
+ worden / zijn

Slide 35 - Tekstslide

Wat komt er op de puntjes?




De telefoon ... ... uitgezet.
kies uit kolom 1 en 2
- presens
- imperfectum
- perfectum
- plusquamperfectum

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

blz. 49, opdracht 30 - gebruik structuurwoorden
blz. 49 - 52, opdracht 31 - 34
lezen blz. 58 - Fietsetiquette

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Ben je asociaal als je geen vrijwilligerswerk doet?
Zou je willen werken zonder er salaris voor te krijgen?
positieve kanten van vrijwilligerswerk
negatieve kanten van vrijwilligerswerk
https://www.vrijwilligerswerk.nl/default.aspx

Slide 42 - Tekstslide

Ooit nog weleens ...
wens
Zouden + willen + infinitief
Ik zou graag (in de tuin) willen werken.
Hij zou best eens een reis willen maken.
Wij zouden weleens een 'patatje met' willen eten.
graag
best wel
weleens

Slide 43 - Tekstslide

Wat zullen we gaan doen...
We zouden naar het strand kunnen  gaan.
of
of
mogelijkheden
We zouden naar de film kunnen gaan.
We zouden kunnen gaan dansen.
Zouden + kunnen + infinitief
mogelijkheid

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide