H13 Strafrecht

H12 Strafrecht
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 5 videos.

Onderdelen in deze les

H12 Strafrecht

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is er bijzonder aan het strafrecht?
A
het wetboek van strafrecht is al heel oud
B
het wetboek kent geboden en verboden
C
er kunnen straffen worden opgelegd
D
het strafrecht kent meerdere rechtsbronnen

Slide 2 - Quizvraag

2. Hoeveel beslissingen worden er jaarlijks ongeveer genomen in strafrechtszaken?
A
minder dan een miljoen
B
1,4 miljoen
C
1,8 miljoen
D
3 miljoen

Slide 3 - Quizvraag

3. Wat is niet waar?
A
overtredingen zijn minder ernstig dan misdrijven
B
overtredingen staan in boek 3 Sr
C
bij overtredingen kan er een hechtenis worden opgelegd
D
een politierechter behandelt overtredingen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

4. Waarvoor kan deze man worden opgepakt
A
diefstal met geweld
B
verboden wapenbezit
C
valsheid in geschrifte
D
bedreiging met een wapen

Slide 6 - Quizvraag

5. Wie neemt het besluit de verdachte te vervolgen?

A
de officier van justitie
B
de rechter-commissaris
C
het slachtoffer
D
de rechter

Slide 7 - Quizvraag

6. Welke straf is een hoofdstraf voor een jongen van 11 jaar?

A
taakstraf
B
De jongen kan niet worden gestraft.
C
hechtenis
D
gevangenisstraf

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

7. Welk recht heeft een verdachte niet?

A
Het recht om zich bij te laten staan door een raadsman.
B
Het recht om te zwijgen als hem vragen worden gesteld door de opsporingsambtenaar of door de rechter.
C
Het recht op informatie.
D
Het recht om zich niet te hoeven identificeren.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

8. Hoe noemen we het beginsel dat in art. 1 van het wetboek van Strafrecht staat?
A
het personaliteitsbeginsel
B
het territorialiteitsbeginsel
C
ne bis in idem (iemand mag niet tweemaal voor hetzelfde delict worden vervolgd en gestraft
D
het legaliteitsbeginsel

Slide 12 - Quizvraag

9. art. 278 Sr: Hij die iemand over de grenzen van het Rijk in Europa voert, met het oogmerk om hem wederrechtelijk onder de macht van een ander te brengen of hem in hulpeloze toestand te verplaatsen wordt, als schuldig aan mensenroof, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Hoe noemen we het deel: 'als schuldig aan mensenroof'?
A
de delictsomschrijving
B
de juridische naam
C
de maximumstraf

Slide 13 - Quizvraag

10. De politie houdt een man aan die hard rennend een café uitkomt. Mag dat?
A
Nee, de man kan niet gezien worden als verdachte
B
Ja, het is verdacht om hard rennend uit een café te komen
C
Ja, de politie mag iedereen staande houden
D
Ja, zij betrappen de man op heterdaad

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

11. Wat gebeurt er als de politie een verdachte aanhoudt?
A
Dan stopt de politie de verdachte en vraagt hem naar zijn naam etc.
B
De politie neemt de verdachte mee naar het bureau
C
De politie zet de man voor maximaal drie dagen vast
D
De politie maakt een praatje met de man

Slide 16 - Quizvraag

12. Wat is geen strafdoel?
A
vergelding
B
preventie
C
tbs
D
beschermen van de samenleving

Slide 17 - Quizvraag

13. Noem een voorbeeld van een maatregel.
A
contact- en plaatsverbod
B
gevangenisstraf
C
hechtenis
D
boete

Slide 18 - Quizvraag

14. Wat kan niet?
A
een vrouw van 25 jaar wordt veroordeeld volgens het volwassenenstrafrecht
B
een man van 80 jaar wordt veroordeeld volgens het volwassenenstrafrecht
C
een jongen van 15 jaar wordt veroordeeld volgens het volwassenenstrafrecht
D
een man van 23 jaar wordt veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

15. Wat wordt bedoeld met 'het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel'
A
dat politieagenten spullen die zij in beslag nemen niet mogen houden
B
dat bijvoorbeeld in beslag genomen wapens door de overheid worden vernietigd
C
dat de veroordeelde een schadevergoeding moet betalen aan het slachtoffer
D
dat de veroordeelde de winst die hij heeft verdiend met het strafbare feit aan de overheid moet betalen

Slide 21 - Quizvraag