In een gesloten stroomkring loopt de stroom door de geleidende delen van snoeren, lampjes of apparaten.
Met een schakelaar kun je de stroom aan- en uitschakelen.
Als je de stroom inschakelt, komen twee geleidende delen in de schakelaar met elkaar in contact.
De stroomkring wordt zo gesloten.
Als je met de schakelaar de stroomkring onderbreekt, is er geen geleidende verbinding meer.
De stroomkring is dan open en de elektriciteit kan niet meer door de lamp stromen.
Bij een open stroomkring kan de lamp dus niet branden.