T3 Bs1 en 2

23 chromo- somen
46 chromo-somen
        46 chromosomen
            23 chromosomen
46 chromo-somen
46 chromo-somen
1 / 42
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

23 chromo- somen
46 chromo-somen
        46 chromosomen
            23 chromosomen
46 chromo-somen
46 chromo-somen

Slide 1 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype, Fenotype en geslachtschromosomen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
1. Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
2. Je kunt beschrijven hoe individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen en welke rol chromosomen hierbij spelen.
3. Je kunt beschrijven hoe de geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe woorden:
Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fenotype
genotype+ invloeden uit het milieu

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype en Fenotype
Het fenotype komt tot stand door het genotype en door invloeden uit het milieu

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De doelen!
  1. Je weet wat een homozygoot genotype is en wat een heterozygoot genotype is.
  2. Je weet wanneer een gen dominant is en wanneer een gen recessief is. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden uit het huiswerk:

Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot en heterozygoot

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie op de genen
  • Het genotype van de moeder => blauw allel en blauw allel.

  • Het genotype van de vader => bruin allel en bruin allel.

  • Het genotype van het kind => blauw allel en bruin allel.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van fenotype naar genotype


Homozygoot dominant= AA

Homozygoot recessief = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediair

Slide 15 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
vragen
VRAGEN? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen kan een man doorgeven aan zijn kinderen?
A
Alleen Y
B
Alleen X
C
X of Y

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot dominant, heterozygoot en homozygoot recessief
A
Homozygoot recessief Aa
B
Heterozygoot: beide genen zijn gelijk
C
Homozygoot dominant wordt onderdrukt
D
Heterozygoot: Cc

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het intermediaire fenotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk chromosomenpaar is heterozygoot?
1
2
3
A
Chromosomenpaar 1
B
Chromosomenpaar 2
C
Chromosomenpaar 3

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft de allelen Aa. Dominant is bruine ogen, recessief is groene ogen. Welke kleur ogen heeft dit persoon?
A
Groene ogen
B
Bruine ogen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AA x aa wordt altijd...
A
AA
B
aa
C
Aa
D
aA

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaat het fenotype alleen door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mathilde laat haar haar verven bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft als geslachtchromosomen een XY, dit is een...
A
man
B
vrouw
C
weet je niet
D
mix

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je genotype staat vast sinds...
A
je geboorte
B
de bevruchting
C
nooit, is niet vast
D
tot je je laat opereren

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je fenotype staat vast sinds...
A
je geboorte
B
de bevruchting
C
nooit, is niet vast
D
tot je je laat opereren

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een menselijke lichaamscel bevat

... chromosomen,
ook wel ... chromosomenparen.
A
42, 23
B
46, 23
C
23, 42
D
23, 46

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vragen
VRAGEN 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Lees Basisstof 1 en 2 goed door. 

Bs 2: 1 t/m 7 erfelijkheid en evolutie

Eerder klaar: oefenen op Biologiepagina.nl
timer
5:00

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies