T3 BS2 Genen

Genenparen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Genenparen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

23 chromo- somen
46 chromo-somen
        46 chromosomen
            23 chromosomen
46 chromo-somen
46 chromo-somen

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De doelen!
  1. Je weet wat een homozygoot genotype is en wat een heterozygoot genotype is.
  2. Je weet wanneer een gen dominant is en wanneer een gen recessief is. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden uit het huiswerk:

Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot en heterozygoot

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie op de genen
  • Het genotype van de moeder => blauw allel en blauw allel.

  • Het genotype van de vader => bruin allel en bruin allel.

  • Het genotype van het kind => blauw allel en bruin allel.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van fenotype naar genotype


Homozygoot dominant= AA

Homozygoot recessief = aa

Heterozygoot = Aa


Gebruik duidelijke letters Aa, Bb, Dd, Ff, Ee, Qq, Gg 



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediair

Slide 9 - Tekstslide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Nieuwe woorden:
Voor elke eigenschap heb je een gen.
Een gen kan variëren. Zo'n variant wordt een allel genoemd.

Je hebt een gen voor haarkleur.
De varianten kunnen zijn krullend haar of stijl haar.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?
De genen zijn gelijk. 

Gen van je vader = steil
Gen van je moeder = steil

> Homozygoot  voor deze eigenschap

> Homo = gelijk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?

De genen zijn gelijk

Gen van vader = krullend 
Gen van moeder = krullend 

> Homozygoot voor deze eigenschap

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?

De genen zijn ongelijk


Gen van vader = steil haar

Gen van moeder = krullend


> Heterozygoot voor deze eigenschap


> Hetero = ANDERS

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?

Blijkbaar is het gen van krullend haar sterker..


Gen voor krullen = dominant (STERKER)

Gen voor steil = recessief (ZWAKKER / VERLIEST)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?
Deze persoon is heterozygoot voor haarvorm

Het gen van krullend haar is dominant


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). Deze genen zijn recessief.

Deze persoon is homozygoot recessief

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijl of krullen?
Deze persoon heeft twee gelijke genen (homozygoot). De genen zijn dominant.

Deze persoon is homozygoot dominant.  

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk gen recessief of dominant is verschilt per soort...

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vragen
VRAGEN? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De informatie op chromosomen voor één erfelijke eigenschap
A
is een fenotype
B
is een gen
C
is een chromosoom

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De informatie voor alle erfelijke eigenschappen noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen kunnen niet voorkomen
A
Gewone lichaamscel
B
Geslachtscel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen kan een man doorgeven aan zijn kinderen?
A
Alleen Y
B
Alleen X
C
X of Y

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot dominant, heterozygoot en homozygoot recessief
A
Homozygoot recessief Aa
B
Heterozygoot: beide genen zijn gelijk
C
Homozygoot dominant wordt onderdrukt
D
Heterozygoot: Cc

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het intermediaire fenotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 15, vraag 4
Welke geslachtschromosomen bevinden zich in
de cel met nummer 3 en nummer 4

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk chromosomenpaar is heterozygoot?
1
2
3
A
Chromosomenpaar 1
B
Chromosomenpaar 2
C
Chromosomenpaar 3

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 1?
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat iemand waarbij de recessieve eigenschap zichtbaar is in het fenotype homozygoot moet zijn voor die eigenschap

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat je bij iemand waarbij de dominante eigenschap zichtbaar is, niet met zekerheid kan zeggen of de persoon homo of heterozygoot is voor de eigenschap

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Wat is de oogkleur van iemand met genotype Aa.
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft de allelen Aa. Dominant is bruine ogen, recessief is groene ogen. Welke kleur ogen heeft dit persoon?
A
Groene ogen
B
Bruine ogen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AA x aa wordt altijd...
A
AA
B
aa
C
Aa
D
aA

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Lees Basisstof 1 goed door. 

Bs 2: 1 t/m 7 erfelijkheid en evolutie

Eerder klaar: oefenen op Biologiepagina.nl
timer
5:00

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies