Ec. bekeken 3TL: 3.1 Bronnen van inkomen

3.1 Bronnen van inkomen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.1 Bronnen van inkomen

Slide 1 - Tekstslide

Welke bronnen van inkomen ken je al?

Slide 2 - Woordweb

Doel van de les
  • Je kent 3 manieren om inkomen te verwerven:
    - Inkomen uit arbeid
    - Inkomen uit bezit
    - Overdrachtsinkomens
  • Je kan uit een tabel iemands loon aflezen.
  • Je weet wat functies zijn
  • Je kan de Lorenzcurve interpreteren.
  • Je kan de begrippen nationaal inkomen en modaal inkomen uitleggen.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten inkomen
Met en zonder tegenprestatie
  • Inkomen met tegenprestatie (je verdient het omdat je er iets voor doet)
    - inkomen uit arbeid
    - inkomen uit bezit

  • Inkomen zonder tegenprestatie  (je krijgt het omdat je er recht op hebt)
    - overdrachtsinkomens

Slide 4 - Tekstslide

Soorten inkomen
Inkomen uit arbeid
  • Loon
  • Prestatieloon: bonus als je goed gewerkt hebt
  • Eindejaarsuitkering
  • Vakantiegeld
  • Inkomen uit natura: betaald worden met goederen of diensten (auto van de zaak, telefoon... )

Slide 5 - Tekstslide

Soorten inkomen
De loonschaal
  • Het loon van een docent hangt af van zijn ervaring (tredes).
  • Het loon van een docent hangt af van zijn functie, talenten of diploma's (schaal LB, LC of LD).

Slide 6 - Tekstslide

Een docent in LD verdient meer omdat:
A
hij een betere leraar is dan docent in LB.
B
hij hoger opgeleid is dan een docent in LB.
C
hij meer ervaring heeft dan een docent in LB.

Slide 7 - Quizvraag

Wat kan een reden zijn waarom je in een hogere loonschaal wordt ingedeeld dan een collega?

Slide 8 - Open vraag

Soorten inkomen
Inkomen uit bezit
  • Rente (spaargeld)
  • Dividend (aandelen)
  • Winst (eigen bedrijf)
  • Huur (huis)
  • Pacht (grond)

Slide 9 - Tekstslide

Nationaal inkomen
Alle inkomens uit arbeid en bezit samen vormen het Nationaal inkomen. 

In Nederland was dat in 2019: 812 miljard euro.
We zijn daardoor de 6e economie van Europa. 

Slide 10 - Tekstslide

Het nationaal inkomen van een land zegt wat over :
A
de welvaart van de inwoners.
B
het welzijn van de inwoners.
C
de welvaart en het welzijn van de inwoners.
D
antwoord A, B en C klopt niet.

Slide 11 - Quizvraag

Soorten inkomen
Personele inkomensverdeling











  • Het nationaal inkomen is oneerlijk verdeeld omdat niet iedereen evenveel verdient.
  • In rijke landen zijn de verschillen tussen hoge en lage lonen kleiner.
  • Het meest voorkomende inkomen noemen we het modaal inkomen.

Om het verschil tussen arm en rijk kleiner te maken, is er een derde vorm van inkomen:
overdrachtsinkomens. Voorbeelden hiervan zijn:
  • uitkeringen, zoals bijstand en wajong
  • kinderbijslag
  • huurtoeslag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welke voorbeelden zijn inkomen uit arbeid?
A
Huur, dividend, prestatieloon, vakantiegeld
B
Prestatieloon, dividend, rente, vakantiegeld
C
loon, loon in natura, prestatieloon, vakantiegeld

Slide 14 - Quizvraag

Een ondernemer heeft inkomen
A
uit bezit
B
uit arbeid
C
uit overdrachtsinkomen

Slide 15 - Quizvraag

Met een hoger inkomen
A
ben je gelukkiger.
B
heb je meer koopkracht.

Slide 16 - Quizvraag

Iemand met een bijstandsuitkering heeft inkomen uit
A
bezit
B
arbeid
C
overdrachtsinkomen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide