Bekijk éérst of iets een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord. Bij sommige werkwoorden is dat moeilijk (verhuizen, beloven, verbouwen, gebeuren).
- Persoonsvorm: hoort bij het onderwerp en verandert als de tijd of het getal (enkelvoud/meervoud) verandert. Hij belooft / hij beloofde.
- voltooid deelwoord: verandert niet als de tijd of het getal (enkelvoud/meervoud) verandert; heeft meestal een vorm van zijn, worden of hebben bij zich. Hij heeft/zij hebben beloofd.
- Pas vervolgens de juiste regels toe. Het voltooid deelwoord heeft een vaste vorm; de vorm van de persoonsvorm verandert mee met het onderwerp en de tijd.
En de 'smurftip' werkt ook: vervang het woord in een zin door een vorm van smurfen (of 'werken') en je weet of het een persoonsvorm of voltooid deelwoord is. Hij smurft / hij werkte. Hij heeft gesmurft / zij hebben gewerkt.