Spelling - do 23/9 trema en apostrof

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heb je geslapen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

FT spelling
vrijdag 3e uur
lokaal 124
Leer paragraaf 1 t/m 9 (behalve 6)

Slide 5 - Tekstslide

les vandaag
  1.  uitleg trema (par 8) + apostrof (par 9)
  2.  opdrachten maken
  3. quiz!

Slide 6 - Tekstslide

trema
Het trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn.

Let op: -eum. -iing. -cien, -ieus
Let op: bea-, gea-, beo-, geo- maar: geë-, geï-, geü-

bij woordafbrekingen géén trema.

Slide 7 - Tekstslide


1 affaire
2 beoefenen
3 buiig
4 cacao
5 cafeïne
6 coöperatie
7 geïllustreerd
8 gevarieerd



9 industrieel
10 kopiëren
11 materialen
12 naïeve
13 patiënt
14 radio
15 reünie
16 toilet

Slide 8 - Tekstslide

Apostrof
- weggelaten letter
- weggelaten bezits-s
- uitspraakproblemen bij mv en bezit
- afleidingen van letter- en cijferwoorden
- verkleinwoorden op -y

Slide 9 - Tekstslide

1 baby’tje
2 Frans’ trein vertrekt ‘s morgens om zeven uur.
3 hyena’s
4 Janko’s fiets
5 kolibrietje
6 provincies
7 sms’en
8 SP’ers
9 ’t Is ’s winters vroeg donker in ’s-Hertogenbosch.
10 Uit Tijmens verslag is ’t goed af te leiden dat z’n ergernis groot was.

1 baby’tje
2 Frans’ trein vertrekt ‘s morgens om zeven uur.
3 hyena’s
4 Janko’s fiets
5 kolibrietje
6 provincies
7 sms’en
8 SP’ers
9 ’t Is ’s winters vroeg donker in ’s-Hertogenbosch.
10 Uit Tijmens verslag is ’t goed af te leiden dat z’n ergernis groot was.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welk woord is juist gespeld?
A
gedachtensprong
B
gedachtesprong
C
gedachtessprong

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
reuzegezellig
B
reuzengezellig

Slide 13 - Quizvraag

dorp+kern wordt
A
dorpkern
B
dorpskern
C
dorpenkern

Slide 14 - Quizvraag

groente+soep wordt
A
groentensoep
B
groentessoep
C
groentesoep

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het juiste verkleinwoord?
A
display'tje
B
displaytje
C
displaatje

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het juiste verkleinwoord?
A
radio'tje
B
radiotje
C
radiootje

Slide 17 - Quizvraag

kippevoer of kippenvoer?
A
kippevoer
B
kippenvoer

Slide 18 - Quizvraag

reuzenrad of reuzerad
A
reuzenrad
B
reuzerad

Slide 19 - Quizvraag

welke twee woorden zijn correct gespeld?
A
berenklauw beresterk
B
apenrots apentrots
C
wiegenlied wiegendeken
D
spinnenweb spinnenwiel

Slide 20 - Quizvraag

In de ....., in de ......, klom ik op het trapje.......naar het ..........
A
manenschijn raamkozijn
B
maneschijn raam kozijn
C
manenschijn raam kozijn
D
maneschijn raamkozijn

Slide 21 - Quizvraag

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafees
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 28 - Quizvraag

lesdoel
belangrijkste spellingsregels herhalen 
zodat je deze correct kunt toepassen

Slide 29 - Tekstslide

nog vragen?

Slide 30 - Tekstslide

tot morgen!

Slide 31 - Tekstslide

een paar voorbeelden

1 non-stopvluchten
2 garage-eigenaar
3 trainer-coach
4 twee-onder-een-kapwoning
5 arbodienst
6 kabinet-Rutte
7 tv-programma

8 bijna-doodervaring
9 antidiscriminatiewet
10 vanille-ijsje
11 Noordoost-Limburg
12 's-Hertogenbosch
13 medeoprichter
14 huis-aan-huisblad
15 sint-vitusdans

Slide 32 - Tekstslide

aan de slag!
Maak 17, 19, 21 (blz 267 en verder)

Slide 33 - Tekstslide

lesdoel
belangrijkste spellingsregels herhalen 
zodat je deze correct kunt toepassen

Slide 34 - Tekstslide

zo goed ben ik met het liggend streepje
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

vragen?

Slide 36 - Woordweb