Les 1.3 FD-TH 4v1a

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Tom____at eight o'clock
A
goes up
B
gets up
C
gets

Slide 5 - Quizvraag

There___a terrible accident if the pilot hadn't reacted so quickly.
A
had been
B
was
C
would have been

Slide 6 - Quizvraag

I like this show. ___do I.
A
Either
B
Neither
C
So

Slide 7 - Quizvraag

Than - then


'Than' bij een vergelijking (dan)

'Then' in andere gevallen (toen, daarna, ...)

Slide 8 - Tekstslide

John is taller ___ his brother.
A
than
B
then

Slide 9 - Quizvraag

She walked home, and ___ she took a shower.
A
than
B
then

Slide 10 - Quizvraag

This game takes less ___ five minutes.
A
than
B
then

Slide 11 - Quizvraag

They haven't been to Europe since ___.
A
than
B
then

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Possessive 
's of ' 

Slide 16 - Tekstslide

Bezit: aangeven van wie iets is
Even je kennis opfrissen...




Slide 17 - Tekstslide

Possessive (bezit)
's
Wanneer gebruik je apostrof+s? 
  • Bij namen
  • Bij mensen, dieren en dingen in het enkelvoud
  • Bij woorden in het meervoud die niet op een S eindigen



I like Tara's hair.
Who took Anthony's pen?
The cat's whiskers.
Men's clothing.




Slide 18 - Tekstslide

Possessive (bezit)
'
My parents' car. (parents = meervoud met een s)
His siblings' hobby. (siblings = meervoud met een s)
Wanneer gebruik je alleen een apostrof? 
  • Bij woorden in het meervoud die wel op een S eindigen



Slide 19 - Tekstslide

Waarom gebruik je hier 's ?

my friend's car
that dog's toy
Jaimy's bike

Slide 20 - Woordweb

Wanneer gebruik je alleen ' ?

my parents' house
those ladies' shoes
the students' books

Slide 21 - Woordweb

Isn't this ______ book?
A
Peter
B
Peter's
C
Peters'
D
Peters

Slide 22 - Quizvraag

They are painting the ____ room this week.
A
Children's
B
Childrens
C
Childrens'
D
Children

Slide 23 - Quizvraag

4. Did you read ______ newspaper?
A
yesterday
B
yesterdays
C
yesterdays'
D
yesterday's

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
Asking questions with: Do-does-did 
- Do: bij alle persoonlijke voornaamwoorden behalve he-she-it  Do you like chocolate?
-Does: Bij he-she-it Does she work well?
-Did bij alle persoonlijke voornaamwoorden, vragen, ontkenningen in de verleden tijd (past tense) Where did they do?

Slide 26 - Tekstslide

Yes, she does
No, he doesn't.
No, I don't.
Yes, they do.
Does Lucy go to school?
Do you like rugby?
Does Mark work?
Do they speak Italian?

Slide 27 - Sleepvraag

They play the piano.

Slide 28 - Open vraag

Alice studies in the morning.

Slide 29 - Open vraag

My mum works in an office.

Slide 30 - Open vraag

Make notes!
Affirmative= bevestigend
Negative= ontkennend
Interrogative= vragend

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide