Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik
Woordenschat 1.4
Figuurlijk taalgebruik
1 / 13
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
13 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Woordenschat 1.4
Figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Terugblik woordenschat 1.2 - betekenis afleiden uit het woord
Theorie woordenschat 1.4 - figuurlijk taalgebruik
Opdracht 1 t/m 5 maken WS 1.4
Slide 2 - Tekstslide
HERHALING - Theorie
Soms kun je de betekenis van een
onbekend woord
vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
1. Herken je een
deel
van het woord?
2. Herken je
voor- en achtervoegsels
bij het woord?
3. Lijkt het
onbekende woord
op een woord dat je
kent
?
Slide 3 - Tekstslide
HERHALING - Theorie
Ik herken
een deel
van het onbekende woord:
Kermisattractie
Ik herken een
voor- en/of achtervoegsel
van het onbekende woord:
Multicultureel
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik
wel ken:
Personage
Slide 4 - Tekstslide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij
letterlijk taalgebruik
bedoel je precies wat er staat.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya hebben gekocht,
krijgen een plekje in de tuin.
Slide 5 - Tekstslide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt
figuurlijk taalgebruik
als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.
Slide 6 - Tekstslide
THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:
iets van de daken schreeuwen
iets aan iedereen vertellen
uit de verf komen
goed bij anderen overkomen
de draad kwijt zijn
niet meer weten hoe het verder moet
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 9 - Quizvraag
Een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik:
A
ik schiet uit mijn slof
B
ik ben verdrietig
C
ik krijg een punthoofd
D
ik heb buikpijn van het lachen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 11 - Quizvraag
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 13 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Woordenschat 1.3 / 1.4
April 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 3e editie 22-23 1.3 en 1.4
Oktober 2022
- Les met
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
p2w6 figuurlijk taalgebruik
December 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 -figuurlijk taalgebruik
24 dagen geleden
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a figuurlijk taalgebruik
Maart 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
Oktober 2021
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a
Maart 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
November 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1