Bouw en functies van het zenuwstelsel

Bouw en functies van het zenuwstelsel.
1 / 110
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingSecundair onderwijs

In deze les zitten 110 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bouw en functies van het zenuwstelsel.

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud:
1. Bouw van een zenuwcel

2. De impulsgeleiding

3. De bouw van het zenuwstelsel.
          * Het centraal en perifeer zenuwstelsel.
          * Het animaal en het autonoom zenuwstelsel.

Slide 2 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron

- Bouwstenen van het zenuwstelsel.

- Prikkels opvangen en impulsen doorgeven.

Slide 3 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron
- Cellen met een grijs cellichaam 
(kern en cytoplasma)

- 2 soorten uitlopers ontspringen:
     * De dendrieten
     * De axon

Slide 4 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron
- Dendriet = kort, prikkels/impulsen
ontvangen.

- Axon = lange uitloper, prikkels/impulsen 
van het cellichaam naar andere
zenuwcellen of organen wegvoert.
= (vaak) rondom witte vetachtige laag           werkt isolerend = myelineschede.

- Axon met een myelineschede, noemen we een zenuwvezel.

Slide 5 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron
- Uiteinde van de axon = sterk vertakt.

- Elk vertakkingetje eindigt in een 
axonknopje.

- In het cytoplasma van deze knopjes 
            blaasjes gevuld met chemische stof (= transmitterstof).
deze speelt een rol bij de overdracht van prikkels/impulsen.

Slide 6 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron
Samengebundelde zenuwvezels vormen 
kabelvormige structuren
           DE ZENUWEN.


Slide 7 - Tekstslide

Bouw van een zenuwcel of neuron

Slide 8 - Tekstslide

Verband tussen een neuron en zenuw
- Lange uitlopers van neuronen = zenuwvezels. (gemyeliniseerde axonen)

- Meerdere zenuwvezels, liggen parallel naast elkaar = zenuwbundel omgeven door bindweefselschede. (= bescherming en houdt ze samen)

- Meerdere zenuwbundels = een zenuw omgeven door bindweefselmantel.

- In de bindweefselmantel lopen er bloedvaten tussen de zenuwbundels.

Slide 9 - Tekstslide

Verband tussen een neuron en zenuw

Slide 10 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen en zenuwen:
1. gevoelszenuwcel of sensorische neuron.

2. bewegingszenuwcel of motorische neuron.

3. schakelzenuwcellen of schakelneuronen.

Slide 11 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen en zenuwen:
1. gevoelszenuwcel of sensorische neuron.

zintuigen                 centrale zenuwstelsel (= hersenen en ruggenmerg)



Slide 12 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen en zenuwen:
2. bewegingszenuwcel of motorische neuron.

centrale ZWST                    spieren en klieren.







Slide 13 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen en zenuwen:
3. schakelzenuwcellen of schakelneuronen.

verbinden gevoels- en bewegingszenuwcellen (hersenen en ruggenmerg)

Slide 14 - Tekstslide

3 soorten zenuwcellen en zenuwen:

Slide 15 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
Elke verandering (prikkel) die sterk genoeg is (drempelwaarde) 
               opgevangen door de zintuigen                  doorgegeven gevoelszenuw.
Prikkel wordt omgezet in een elektrische signaal = de impuls.

Slide 16 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
De verplaatsing van impulsen gebeurt in de zenuwcellen slechts in 1 richting
             Dendriet                  cellichaam                   axon




Slide 17 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- Alle cellen = celmembraan elektrische geladen door aanwezigheid van elektrisch geladen deeltjes                 ionen aan 
weerszijden van het celmembraan.

- Sommige zijn positief
- Andere zijn negatief
- Verplaatsen zich door het celmembraan via 
poriën              kanalen. (open en dicht)




Slide 18 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- Ongelijke verdeling van de ionen binnen                   intracellulair en 
buiten                 extracellulair de cel zorgt ervoor dat de binnen- en buitenzijde van de cel een verschillende lading hebben = ladingsverschil.






Slide 19 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- Rustfase van een neuron                 geen impulsen doorstuurt.
Binnenzijde = negatief geladen ten opzichte van de buitenzijde.
                   ladingsverschil = RUSTPOTENTIAAL

- Sterke prikkel, activeert het neuron = ACTIEFASE.
Kanalen van het celmembraan open en positief geladen deeltjes naar binnen                   binnenzijde wordt positief geladen.
RUSTPOTENTIAAL WORDT DEPOLARISATIE. 





Slide 20 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- Ladingsverandering = groot genoeg 
- drempelwaarde wordt overschreden
- ontstaan van klein stroomstootje                        ZENUWIMPULS.

- Ladingsverschil dat de impuls veroorzaakt                   ACTIEPOTENTIAAL.

- Het geleiden van het elektrische signaal                  IMPULSGELEIDING.





Slide 21 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- SYNAPS = de plaats waar de impuls van de ene zenuwcel naar de andere overgaat.

- Zenuwcellen hebben geen contact                 gescheiden door smalle tussenruimte                 SYNAPTISCHE SPLEET.







Slide 22 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
- Impuls bereikt de synaps in de eerste neuron                   chemische stof af scheiden                                                neurotransmitter (=overdrachtsstof).  

- Elektrische prikkel wordt zo omgezet in een chemische.

- Neurotransmitter komt vrij in de synaptische spleet en dringt door naar de tweede zenuwcel.

- De chemische prikkel wordt terug omgezet in een elektrische = ACTIEPOTENTIAAL

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
1. Impuls (elektrisch)

2. zenuwcel 1

3. receptorcel van dendriet van zenuwcel 2

4. richting elektrische impuls

Slide 26 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
A. De elektrische impuls bereikt het axonknopje van de 1ste zenuw
                   geeft transmitterstof af.

B. De transmitterstoffen komen uit de blaasjes in de synaptische spleet en prikkelen het membraan van zenuwcel 2 = een chemische impuls.

C. Er ontstaat een elektrische impuls in de 2de zenuw, de 3de zenuw... 

Slide 27 - Tekstslide

De naam van de belangrijke neurotransmitters?

Slide 28 - Tekstslide

De impulsgeleiding:
Adrenaline
noradrenaline
dopamine.

Slide 29 - Tekstslide

Toets 2.

Slide 30 - Tekstslide

De bouw van het zenuwstelsel
a) De bouw                                                                                                                                 b) De functie

= anatomische indeling                                                                                                    = functionele indeling



- Centrale zenuwstelsel                                                                                               - Animaal zenuwstelsel
- Perifeer zenuwstelsel                                                                                             - Autonoom zenuwstelsel

Slide 31 - Tekstslide

De bouw van het zenuwstelsel
a) De bouw                                                                                                                                 
= anatomische indeling                                                                        
                            
1. Centrale zenuwstelsel : hersenen en ruggenmerg (100miljoen zenuwen, die signalen naar elkaar uitwisselen: aansturen van bewegingen, onthouden van dingen, spreken, denken...)                                                                                               
2. Perifeer zenuwstelsel: zenuwen, zenuwknopen en ruggenmergzenuwen
Dit stelsel vormt de verbinding tussen het centrale ZWST  en de organen en de weefsels.
Het perifere ZWST bestaat uit 2 onderdelen:                                                                                           

Slide 32 - Tekstslide

De bouw van het zenuwstelsel
b) De functie
= functionele indeling

  1. Animaal zenuwstelsel (somatische)
* controleert al onze bewuste handelingen.
* zintuigelijke waarneming en de verwerking van informatie (controle over de spieren.)

 2. Autonoom zenuwstelsel:
* onbewuste levensprocessen.
* De wil heeft er geen vat op. (hartslag, ademhaling, stofwisseling...)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Het centraal en perifeer zenuwstelsel:

Slide 35 - Tekstslide

A) De bouw en de functie van de hersenen:


Slide 36 - Tekstslide

Inleiding: De hersenen:
- Ze besturen het lichaam.
- Ze zijn een deel van ons centrale zenuwstelsel dat zich in het hoofd bevindt.
- Ze zijn nodig om te denken, bewegen en onze zintuigen en ons geheugen te gebruiken.
- Ze maken hormonen aan.
- Ze regelen de ademhaling, hartslag en temperatuur.

Slide 37 - Tekstslide

De bouw van de hersenen:

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

De grote hersenen:

Slide 40 - Tekstslide

De grote hersenen:
- 2 helften: linker en rechter verdeeld door de hersenbalk.
- Door de hersenbalk lopen 3miljoen zenuwdraden.
- Taak = informatie - uitwerking tussen de 2 hersenhelften.
- Kruising: rechter kant stuurt functies linker kant aan, linker kant stuurt functies rechter kant aan.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

De kleine hersenen:
- motoriek
- aansturing van de spieren.
- geautomatiseerd: pen vasthouden, fietsen, zwemmen, schrijven...

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

De brug van Varol (de pons)
Verbindt beide helften, kleine en grote hersenen. Het is een forse uitstulping van zenuwvezels tussen het verlengde merg en de tussenhersenen. De pons houdt met twee stevige armen de kleine hersenen vast en verzorgt daarmee het contact tussen de grote en kleine hersenen. Het is ook een onderdeel van de hersenstam. De pons zorgt ervoor dat prikkels van het evenwichts- en gehoororgaan doorgegeven worden aan de kleine hersenen

Slide 46 - Tekstslide

Hersenbalk: 
Verbindt beide helften van de grote hersenen.


Slide 47 - Tekstslide

Hersenmerg:
Bestaat uit witte stof, de uitlopers van zenuwcellen. 
Het binnenste van de grote hersenen.

Slide 48 - Tekstslide

Hersenkamers of ventrikels: 
Onder de hersenbalk gelegen holten gevuld met hersen- en ruggenmergvocht.
De hersenkamers (ventrikels) zijn holten in de hersenen. Er zijn twee zijventrikels, een derde ventrikel (die in het midden ligt) en een vierde ventrikel, gelegen in of onder de kleine hersenen. Deze holten bevatten hersenvloeistof (ook cerebrospinaal vocht of liquor genoemd).

Slide 49 - Tekstslide

Hersenschors: 
Bestaat uit grijze stof, de cellichamen van de neuronen.
Bewuste handelingen, neemt informatie op, analyseert deze, maakt vergelijkingen en neemt beslissingen.

Slide 50 - Tekstslide

Hersenstam: 
Bestaat uit middenhersenen, brug Varol en verlengde merg.
Regelt vitale lichaamsfuncties: AH, hartslag, lichaamstemperatuur, spijsvertering.

Slide 51 - Tekstslide

Hersenvliezen:
Beschermen de hersenen, buitenste verbonden met schedelbeenderen, binnenste rijk aan bloedvaten.

Slide 52 - Tekstslide

Hypofyse:

- Endocriene klier, via zenuwen gecontroleerd door hypotalamus. 
- Hersenaanhangsel (hangt aan de hypothalamus). 
- Meesterklier.
- Schakel tussen het C ZWST en 
het hormoonstelsel.

Slide 53 - Tekstslide

Thalamus en hypothalamus:
Wand van de tussenhersenen, controlecentrum waar binnenkomende en vertrekkende informatie verwerkt en geselecteerd wordt. 


Slide 54 - Tekstslide

Thalamus:
Binnen de hersenen is er een soort centraal punt voor binnenkomende en uitgaande zenuwsignalen: de thalamus. De thalamus speelt een belangrijke rol bij de selectie van prikkels die doorgegeven moeten worden aan de verschillende onderdelen van de hersenschors. 
Dit maakt dat de thalamus ook wel wordt aangeduid als de 'poort naar de hersenschors'. Alle zintuiglijke informatie, behalve geur, gaat eerst door de thalamus.

Slide 55 - Tekstslide

Hypothalamus:
- Onderdeel van het limbisch systeem.
- Besturing van het hormonale systeem.
- Door de aanmaak van hormonen en door het beïnvloeden van de Thalamus.
- Hoofdrol bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel.
- Regelt ook gevoelens van honger, dorst en verzadiging.
- Hier tikt ook de biologische klok.

Slide 56 - Tekstslide

Verlengde merg: 
Verbinding tussen hersenen en ruggenmerg: de grijze stof ligt binnenin, de witte stof aan de buitenkant. Daarnaast bevat het verlengde merg de piramidekruising. Hier steken zenuwbanen over zodat de linker hersenhelft de rechterkant van het lichaam bedient en andersom. Het is een belangrijk schakelcentrum tussen het ruggenmerg en de overige hersendelen.

Slide 57 - Tekstslide

Centra in de grote hersenen
- Een hersencentrum is een bepaald hersenschorsgebied dat bestaat uit een groep cellichamen van neuronen.

- Die de informatie van bepaalde receptoren verwerken of de activiteiten van bepaalde effectoren regelen.

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Centra in andere hersendelen
Kleine hersenen: 
Evenwichtscentrum en de centra voor het bijsturen van bewegingen.


Slide 62 - Tekstslide

Centra in andere hersendelen
Centra in de thalamus: 
- Vormen met behulp van schakelneuronen het schakelstation tussen de meeste sensorische neuronen en de grote hersenen. 
 
- De impulsen, die ontstaan na prikkeling van receptoren, worden langs de thalamus naar de juiste sensorische velden in de hersenen geleid.


Slide 63 - Tekstslide

Centra in andere hersendelen
- thalamus gaat selectief te werk: bepaalde impulsen krijgen voorrang.

- thalamus verhindert dat de grote hersenen overstelpt worden met informatie.
voorbeeld= spannend boek lezen en niet meer horen.


Slide 64 - Tekstslide

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Centra in andere hersendelen
Centra in de hypothalamus: 
- beïnvloeden de afscheiding van hormonen door de hypofyse.
- ook het dorst-, het honger- en het temperatuurcentrum voor.


Slide 67 - Tekstslide

Centra in andere hersendelen
In het verlengde merg: 
- Hier liggen de centra die automatische lichaamsfuncties regelen (ademhaling en de hartslag).
- Beschadiging van het verlengde merg --- dood tot gevolg.


Slide 68 - Tekstslide

B) De bouw en de functie van het ruggenmerg:

Slide 69 - Tekstslide

- Verlengde merg van de hersenstam gaat over in het ruggenmerg.

- Buisvormige streng, gelegen in het wervelkanaal.

- Kanaal ontstaat doordat de wervelgaten van de op elkaar gelegen wervels een tunnel vormen. Ruggenmerg = beschermd door de wervelkolom.

Slide 70 - Tekstslide


- Tussen de wervellichamen liggen kraakbenige tussenwervelschijven. 

( ze zorgen voor de beweeglijkheid van de wervelkolom en dienen als schokdemper.)


Slide 71 - Tekstslide


- Tussen opeenvolgende wervels = aan beide kanten een opening= tussenwervelgat.

- Doorheen de tussenwervelgaten treden de ruggenmergzenuwen, die van links naar rechts van het ruggenmerg ontspringen, uit het wervelkanaal.

Slide 72 - Tekstslide

Slide 73 - Tekstslide

Dwarse doorsnede van het ruggenmerg:

Slide 74 - Tekstslide

Het vlindervormige, centrale gedeelte (1) is samengesteld uit:

Slide 75 - Tekstslide

De cellichamen van de zenuwcellen (neuronen)

Slide 76 - Tekstslide

Het witte buitendeel (2) bestaat uit:

Slide 77 - Tekstslide

Zenuwvezels (axonen) van de neuronen.

Slide 78 - Tekstslide

Waaruit bestaan de witte strengen (3) die tussen de wervels verstrekken?

Slide 79 - Tekstslide

Uit gevoelszenuwen en bewegingszenuwen.

Slide 80 - Tekstslide

Wat is de functie van het ruggenmerg?

Slide 81 - Tekstslide

Het voert prikkels van gevoelszenuwen naar de hersenen en van de hersenen naar de bewegingszenuwen.

Slide 82 - Tekstslide

C) Bouw van het perifeer zenuwstelsel:

Slide 83 - Tekstslide

  • 12 paar hersenzenuwen.
  • 31 paar ruggenmergzenuwen.
  • 2 grensstrengen.

Slide 84 - Tekstslide

12 paar hersenzenuwen:
- Ze ontspringen aan de hersenstam.

- Staan in verbinding met de zintuigen en spieren van het hoofd.

- Behalve de zwervende zenuw (X), die is verbonden met organen in de romp.

Slide 85 - Tekstslide

31 paar ruggenmergzenuwen:
- Ze vertrekken vanuit het ruggenmerg.

- Vertakken zich tot fijnere zenuwen.

- Ze reiken tot de verste uithoeken van ons lichaam.

Slide 86 - Tekstslide

2 grensstrengen:
- Aan weerszijden van de wervelkolom.

- 2 strengen met zenuwknopen.

- Ze verbinden zenuwen met inwendige organen.

Slide 87 - Tekstslide

Het animaal en autonoom zenuwstelsel:

Slide 88 - Tekstslide

Het animaal en autonoom zenuwstelsel:

Slide 89 - Tekstslide

A) Het animaal zenuwstelsel:
- Controleert alle bewuste handelingen die aan de wil onderworpen zijn.

- Diegenen die instaan voor de werking van het animaal ZWST =
grote en de kleine hersenen, het ruggenmerg, de sensorische en de motorische zenuwen.

- De effectoren zijn de skeletspieren.

Slide 90 - Tekstslide

A) Het animaal zenuwstelsel:

Slide 91 - Tekstslide

B) Het autonoom zenuwstelsel:
- Onbewuste levensprocessen.

- Onafhankelijk van de hersenschors (buiten de wil).

- Centra in de hersenen, ruggenmerg, grensstrengen en in verspreide ganglia (= zenuwknopen)

Slide 92 - Tekstslide

B) Het autonoom zenuwstelsel:
Sympatisch systeem                                                          Parasympatisch systeem

- Actief als je zelf actief bent.                                       - Actief als jij niet actief bent.

(tijdens sporten, stimuleert de hartactiviteit,       (vlak na eten, activeert
ademhaling en spanning van de spieren en          spijsverteringsorganen, remt
het remt de spijsverteringsorganen).                       de hartslag en ademhaling).

Slide 93 - Tekstslide


De meeste organen worden dus zowel door een sympaticus als 
door een parasympaticus 
bediend.

Slide 94 - Tekstslide

Toets 3.

Slide 95 - Tekstslide

Reacties op prikkels

Slide 96 - Tekstslide

Inhoud:
1. Willekeurige bewegingen. 


2. Onwillekeurige bewegingen of reflexen.

Slide 97 - Tekstslide

Willekeurige bewegingen:
- Prikkels (buiten of binnen) kunnen bewuste bewegingen doen ontstaan.

- linker hersenhelft stuurt rechterhelft van het lichaam aan.

- Rechter hersenhelft stuurt linkerhelft van het lichaam aan.

- De motorische zones in de hersenen              sturen impulsen naar de skeletspieren.

Slide 98 - Tekstslide

Voorbeeld 1: 

Slide 99 - Tekstslide

Slide 100 - Tekstslide

Voorbeeld 2:

Slide 101 - Tekstslide

Slide 102 - Tekstslide

Onwillekeurige bewegingen of reflexen:
- Handelingen die onbewust gebeuren van bepaalde prikkels               reflexen.


- Meestal hebben ze als doel: beschermen tegen gevaren (ogen sluiten, handen voor gezicht bij het naderen van een voorwerp).


Slide 103 - Tekstslide

Onwillekeurige bewegingen of reflexen:
- Onderscheid tussen:

  • Aangeboren reflexen: zuigreflex, kniepeesreflex.
  • Aangeleerde of verworven reflexen: fietsen, zwemmen, autorijden...


Slide 104 - Tekstslide

Onwillekeurige bewegingen of reflexen:
- Bij reflexen volgt de impuls een reflexboog
                  impuls van de gevoelszenuw in de achterste hoorn van het ruggenmerg waar hij onmiddellijk overgaat op de bewegingszenuw in de voorste hoorn.





Op die manier kan de spier reeds reageren voor de impuls het bewustzijnscentrum in de hersenen bereikt.


Slide 105 - Tekstslide

Kniepeesreflex:

Slide 106 - Tekstslide

Gezondheidszorg voor zenuwstelsel, en zintuigen:

Slide 107 - Tekstslide

Oefeningen in cursus op pagina: 30-31.

Slide 108 - Tekstslide

Herhaling

Slide 109 - Tekstslide

Slide 110 - Tekstslide