In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2
Krachten
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 2 Krachten
Paragraaf 2 Krachten in evenwicht
Deel 1
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen (deel 1)
Je kunt de symbolen van krachten benoemen.
Je kunt beredeneren hoe groot de krachten in een situatie van evenwicht zijn.
Je kunt de veerconstante van een veer bepalen.
Slide 3 - Tekstslide
De symbolen van krachten.
Het symbool voor de grootheid kracht is de letter F.
De eenheid van kracht is de Newton.
Het symbool voor de eenheid van kracht is de letter N.
Dus als je een kracht hebt gemeten van 132 Newton noteer je:
F = 132 N
Slide 4 - Tekstslide
De symbolen van krachten
Spierkracht
Veerkracht
Spankracht
Zwaartekracht
Magnetische kracht
F(spier)
F(v)
F(span)
F(z)
F(magn)
Slide 5 - Tekstslide
Extra uitleg nodig? Kijk naar dit filmpje!
Slide 6 - Tekstslide
Beredeneren hoe groot de krachten
in een situatie van evenwicht zijn.
"Een situatie van evenwicht.....?"
Dat betekent:
1 de snelheid is nul, dus het voorwerp staat stil
OF
2 de snelheid is constant, dus verandert niet
Slide 7 - Tekstslide
Beredeneren hoe groot de krachten
in een situatie van evenwicht zijn.
F(spier)
F(spier)
Beide kracht zijn even groot.
Maar tegengesteld gericht.
Het resultaat is 0 N.
Slide 8 - Tekstslide
Beredeneren hoe groot de krachten
in een situatie van evenwicht zijn.
Fz
Beide kracht zijn even groot.
Maar tegengesteld gericht.
Het resultaat is 0 N.
Fn
Slide 9 - Tekstslide
Beredeneren hoe groot de krachten
in een situatie van evenwicht zijn.
Fz
Fn
De fruitschaal wordt door de aarde aangetrokken:
ZWAARTEKRACHT
De tafel "draagt" de fruitschaal:
NORMAALKRACHT
Slide 10 - Tekstslide
Je kunt de veerconstante van een veer bepalen.
Bekijk de volgende interactieve video
en maak de vragen die je tijdens de video worden gesteld.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
00:32
Hoe noem je de kracht die ervoor zorgt dat het blokje naar beneden wil bewegen?
A
veerkracht
B
spankracht
C
zwaartekracht
D
spierkracht
Slide 13 - Quizvraag
00:47
Hoe noem je de kracht die het blokje op zijn plaats houdt?
A
veerkracht
B
spankracht
C
zwaartekracht
D
spierkracht
Slide 14 - Quizvraag
00:52
Veerkracht en zwaartekracht zijn nu in evenwicht. Wat kun je nu zeggen over het blokje?
A
het beweegt omlaag
B
het beweegt omhoog
C
het hangt stil
D
het beweegt op en neer
Slide 15 - Quizvraag
02:15
Je hebt twee veren. Veer A heeft een veerconstante van 30 Newton per meter. Veer B heeft een veerconstante van 10 Newton per meter. Wat is de stugste veer?
A
veer A
B
veer B
C
beide veren
zijn even stug
D
dat kun je met deze gegevens niet zeggen
Slide 16 - Quizvraag
04:17
Er is een recht evenredig verband tussen kracht en uitrekking. De betekent: Als de kracht twee keer zo groot wordt...…...
A
wordt de uitrekking minder dan twee keer zo groot
B
wordt de uitrekking
ook twee keer zo groot
C
wordt de uitrekking meer dan twee keer zo groot
D
wordt de veer
twee keer zo lang
Slide 17 - Quizvraag
Je kunt de veerconstante van een veer bepalen.
Maak nu de vragen 1 t/m 5 van par. 2.2
Maak ook de vragen 1 t/m 15 van de vaardigheidstrainer van par. 2.2
Slide 18 - Tekstslide
Ga voor jezelf na of je de leerdoelen hebt behaald.
Kun je de symbolen van krachten benoemen?
Kun je beredeneren hoe groot de krachten in een situatie van evenwicht zijn?