In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
1.1 en 1.2
Nederland van 1848 tot 1914
Slide 1 - Tekstslide
Thorbecke schreef zijn grondwet in:
A
1819
B
1848
C
1874
D
1914
Slide 2 - Quizvraag
Plaats de zinnen in de juiste kolom.
Gebeurt de zin voor of na de grondwet van Thorbecke?
Voor de grondwet van Thorbecke
Na de grondwet van Thorbecke
De koning beslist alles alleen.
De ministers besturen het land.
Rijke burgers kiezen de Tweede Kamer.
De koning heeft alle macht.
Ministers geven advies aan de koning.
De koning mag niet langer dingen alleen regelen.
De volksvertegenwoordiging heeft de meeste macht.
Slide 3 - Sleepvraag
Een invulopdracht over een nieuwe grondwet.
Kies telkens uit de twee mogelijkheden en sleep ze naar de juiste plek.
In het jaar werd in Nederland een nieuwe grondwet gemaakt.
De opdracht voor de nieuwe grondwet werd gegeven door koning .
De nieuwe grondwet was vooral een wens van de .
1848
1852
Willem III
Willem II
Liberalen
Socialisten
Slide 4 - Sleepvraag
Welke twee uitspraken over de Grondwet van 1848 zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost
B
Nederland werd een parlementaire democratie
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid
Slide 5 - Quizvraag
Welke 4 zinnen passen het beste bij de grondwet van 1848?
Sleep die naar het groene vlak
De burgers kregen nu meer rechten
De burgers kregen vrijheid van meningsuiting
De koning verbood verdere onrust in Europa
De rechten van de koning worden uitgebreid
De rijke burgers mochten niet meer stemmen
Iedereen kreeg het recht op bezit
Voor de grondwet was iedereen voortaan gelijk
Slide 6 - Sleepvraag
Mevrouw Bussemakers zit bij:
A
De Regering
B
Het Parlement
Slide 7 - Quizvraag
Mevrouw Bussemakers hoort bij de:
A
Wetgevende Macht
B
Rechtsprekende Macht
Slide 8 - Quizvraag
Zet de volgende stappen in de juiste volgorde. Schrijf alleen de letters op! Doe het zo: A-B-C-etc
Slide 9 - Open vraag
In 2008 bracht politicus Geert Wilders een film uit over de Islam. Sommige mensen wilden dat de film verboden werd, omdat ze bang waren voor aanslagen. Wilders mocht zijn film toch uitbrengen. Dit valt onder:
A
Het recht van amendement
B
Het recht van initiatief
C
De vrijheid van vereniging
D
De vrijheid van meningsuiting
Slide 10 - Quizvraag
A: Bij het begrip industrialisatie past het cijfer .... het best. B: De persoon met het cijfer ...... is waarschijnlijk liberaal
Slide 11 - Open vraag
Hieronder staan drie uitspraken over de rol van de overheid in de eerste helft van de 20e eeuw:
➤Combineer de juiste uitspraak met de juiste groep.
Naast de overheid moet de kerk een duidelijke rol in de armenzorg blijven spelen.
Niet de kerk, maar de overheid moet de armenzorg regelen.
Armenzorg is geen taak van de overheid.
katholieken en protestanten
liberalen
socialisten
Slide 12 - Sleepvraag
Deze twee teksten geven een beschrijving van slechte woonomstandigheden in Nijmegen rond 1900.
➤Geef voor beide bronnen aan wat het probleem is en wat er nodig is om dat probleem op te lossen.
Doe het zo:
Tekst 1 probleem: ...; oplossing: ...
Tekst 2 probleem: ...; oplossing: ...
Gebruik de bron
Slide 13 - Open vraag
Na de invoering van de Woningwet kon de overheid de woningen van arbeiders verbeteren. De situatie op de foto in de bron kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van de Woningwet.
➤Kies uit één van de twee: óf oorzaak óf gevolg van de Woningwet. Geef één argument dat past bij je keuze.
Gebruik de bron
Slide 14 - Open vraag
Met welke vier uitspraken zal Troelstra het zeker eens zijn geweest?
Slide 15 - Open vraag
De sociale kwestie ging over"
A
de manier waarop mensen uit verschillende zuilen met elkaar omgingen
B
het verbod van de regering om te staken
C
de strijd om algemeen kiesrecht
D
de slechte levensomstandigheden van de arbeiders
Slide 16 - Quizvraag
Politieke partijen die samen de regering vormen
A
coalitie
B
klassieke grondrechten
C
oppositie
D
zetels
Slide 17 - Quizvraag
Politieke partijen die niet tot de regeringspartijen behoren
A
Coalitie
B
Zetels
C
Oppositie
D
Parlement
Slide 18 - Quizvraag
voorbeelden van klassieke grondrechten zijn
A
Vrijheid van godsdienst
B
Recht op een bijstandsuitkering
C
Vrijheid van meningsuiting
D
Recht op een woning
Slide 19 - Quizvraag
In 1854 werd een Armenwet ingevoerd die steun voor de armen regelde.
-Wie zou de steun aan de armen moeten regelen volgens de wet?
Slide 20 - Open vraag
Wet waarmee de overheid het leven van mensen probeert te verbeteren
A
Klassieke grondwet
B
Sociale wet
C
Kinderwet van Van Houten
D
socialisme
Slide 21 - Quizvraag
Wat is communisme?
Slide 22 - Open vraag
Een vakbond is:
Slide 23 - Open vraag
Welke twee taken heeft het parlement?
A
Het maken en goedkeuren van wetten
B
het ministerie moet de financiën goedkeuren
C
Het controleren van de regering
D
als minister moeten ze de juiste informatie geven
Slide 24 - Quizvraag
Deze twee teksten geven een beschrijving van slechte woonomstandigheden in Nijmegen rond 1900. ➤Geef voor beide bronnen aan wat het probleem is en wat er nodig is om dat probleem op te lossen. Doe het zo:
Tekst 1 probleem: ...; oplossing: ... ze twee teksten geven een beschrijving van slechte woonomstandigheden in Nijmegen rond 1900. ➤Geef voor beide bronnen aan wat het probleem is en wat er nodig is om dat probleem op te lossen. Doe het zo: Tekst 1 probleem: ...; oplossing: ... Tekst 2 probleem: ...; oplossing: ...
Slide 25 - Open vraag
Geschiedenis is het leukste vak!
A
Dit is juist
B
Dit is correct
C
Dat is waar
D
Dat is alle drie de antwoorden zijn goed
Slide 26 - Quizvraag
Als je klaar bent, kijk dan alle vragen nog even na en lever dan je toets in