herhaling belnagrijkste onderwerpen thema 7 ecologie en milieu
oefenen met examenvragen
hoe beantwoord je op een goede manier een open vraag
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Programma
herhaling belnagrijkste onderwerpen thema 7 ecologie en milieu
oefenen met examenvragen
hoe beantwoord je op een goede manier een open vraag
Slide 1 - Tekstslide
H7 Ecologie en Milieu
In dit thema heb je geleerd:
- hoe organismen en processen met elkaar samenhangen binnen een ecosysteem.
- En op welke manier de mens zijn omgeving gebruikt en kan verstoren.
Slide 2 - Tekstslide
7.1 Organismen
Je kunt de begrippen ecologie, levensgemeenschap, biotoop, ecosysteem en habitat uitleggen
Abiotische en biotische factoren afleiden uit een context
je weet wat wordt bedoeld met de begrippen tolerantie, optimum en beperkende factor
Slide 3 - Tekstslide
Bodemvochtigheid en concurrentie. Zijn deze factoren abiotisch of biotisch?
A
Beide zijn abiotisch
B
Beide zijn biotisch
C
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch
D
Bodemvochtigheid abiotisch, concurrentie biotisch
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
A
geen van beiden
B
alleen verklaring I
C
alleen verklaring II
D
zowel verklaring I als II
Slide 6 - Quizvraag
7.2 Populaties
Populatie
Binnen een ecosysteem concurrentie en coöperatie onderscheiden
Uitheems vs inheems
Symbiose
Draagkracht
Slide 7 - Tekstslide
Symbiose
Mutualisme: + / +
Commensalisme: + / 0
Parasitisme: - / +
Geen symbiose:
Competitie - / -
Predatie - / +
Slide 8 - Tekstslide
Draagkracht
Slide 9 - Tekstslide
7.3 Ecosystemen
Voedselrelaties, predatie, vraat
Producenten, reducenten en 1e, 2e, 3e orde
Biomassa piramides, trofische niveau's
Autotroof, productie, fotosynthese
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Voedselweb
In een voedselweb komen verschillende voedselketens voor.
Slide 12 - Tekstslide
Piramide van biomassa
piramide van aantallen
Tekst
Slide 13 - Tekstslide
Thema 7.4
Hoeft niet, dit komt al terug in het PO Ecologie
Slide 14 - Tekstslide
7.4 Veranderende ecosystemen
Van een pionier- naar een climax ecosysteem
Primaire en secundaire successie
Biodiversiteit
Slide 15 - Tekstslide
Primaire en secundaire successie
Slide 16 - Tekstslide
7.5 Duurzaamheid en natuurbescherming
Oorzaken en gevolgen van milieuproblemen
Duurzaamheid, en maatregelen voor natuurbescherming
Slide 17 - Tekstslide
7.6 kringlopen
Koolstofkringloop (kort en lang)
Stikstofkringloop
Binas 93!!!! bespreken
Slide 18 - Tekstslide
7.7 Voedselproductie
Persistent, accumulatie
Biologisch afbreekbaar
Biologische bestrijding
Eutrofiëring
Veredeling
Slide 19 - Tekstslide
Accumulatie
Slide 20 - Tekstslide
Eutrofiëring
Slide 21 - Tekstslide
Stikstofbindende bacterie in wortelknolletjes
Stikstof wordt omgezet in nitraat
Slide 22 - Tekstslide
Voordeel uit bacteriën (symbiose)
Wortelknolletjes
Stikstof omzetten in mineralen
Slide 23 - Tekstslide
Uitdelen examenvragen
Stikstofkringloop
Slide 24 - Tekstslide
7.8 Energie
Versterkte broeikaseffect
Biobrandstoffen
Slide 25 - Tekstslide
Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Slide 28 - Tekstslide
Doewoord, puntwoord, signaalwoord
Waardoor ontstaat er in de Biobag ammonium en geen nitriet of nitraat?
Slide 29 - Tekstslide
Doewoord, puntwoord, signaalwoord
Waardoorontstaat er in de Biobag ammonium en geennitriet of nitraat?
Slide 30 - Tekstslide
Waardoor ontstaat er in de Biobag ammonium en geen nitriet of nitraat?
Slide 31 - Open vraag
Op grond van tellingen werd geconcludeerd dat de populatie pinguïns tussen 1975 en 1997 met driekwart was afgenomen. In 1975 werd het aantal pinguïns op een van de South Sandwich Eilanden geschat op 80.000. In 1997 werden op dat eiland 450 pinguïns gemerkt en daarna weer losgelaten. Bij een terugvangst bleken 9 pinguïns het merkteken te hebben. Hoeveel dieren werden in 1997 teruggevangen?
A
44
B
441
C
400
D
1200
Slide 32 - Quizvraag
Lage bloeddruk? Eet wat drop. Dit kan zowel zoute als zoete drop zijn, want in beide dropsoorten zit het stofje GZ (glycyrrhizinezuur) dat de bloeddruk verhoogt. Dit stofje geeft de typische dropsmaak. GZ komt uit de wortels van de zoethoutplant (Glycyrrhiza glabra) en smaakt 30 tot 50 maal zoeter dan suiker. GZ smaakt veel zoeter dan suiker (sacharose) maar veroorzaakt geen tandbederf. Tandbederf wordt vooral veroorzaakt door melkzuur, een stof die door tandplaquebacteriën wordt uitgescheiden. Bij welk stofwisselingsproces ontstaat het melkzuur dat tandbederf veroorzaakt?
A
bij aerobe dissimilatie
B
bij anaerobe dissimilatie
C
bij koolstofassimilatie
D
bij voortgezette assimilatie
Slide 33 - Quizvraag
Tips voor T4
Ga oefenen met examenopdrachten
Vergeet niet je binas te gebruiken (ook tijdens het oefenen!!!)
Neem een Nederlands woordenboek, binas en een gewone rekenmachine mee