§2.1 De Industriële Revolutie

§2.1 Industriële Revolutie
H2 Nederland als industriële samenleving 
Vanaf 1860 begon het aantal fabrieken en spoorwegen in Nederland flink te groeien. In Groot-Brittannië gebeurde dat al in 1750. Wat waren de oorzaken van die late industrialisatie in Nederland? En wat betekende de komst van fabrieken voor de mensen die er gingen werken?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§2.1 Industriële Revolutie
H2 Nederland als industriële samenleving 
Vanaf 1860 begon het aantal fabrieken en spoorwegen in Nederland flink te groeien. In Groot-Brittannië gebeurde dat al in 1750. Wat waren de oorzaken van die late industrialisatie in Nederland? En wat betekende de komst van fabrieken voor de mensen die er gingen werken?

Slide 1 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
Industriële revolutie
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking

Slide 2 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
Industriële revolutie
  • Industriële revolutie
= Grote verandering in de 18e en 19e eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en machines.

  • Grote verandering in de samenleving, namelijk: het ontstaan van de arbeidersklasse.

Slide 3 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Belgie:
Rond 1800:
  • Textielfabrieken
  • Stoommachines
  • Steenkool en ijzererts in de grond
  • 1830: Snel tempo meer spoorwegen
Nederland:
Rond 1800:
  • Landbouw
  • Handel
  • Nauwelijks industrie
  • 1839: aanleg eerste spoorlijn tussen A'dam en Haarlem

Slide 4 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Oorzaken uitblijven industrie NL
Ondernemers hadden geïnvesteerd in windmolens en watermolens. Overstappen op stoom was duur

Rond 1800 nog geen steenkool beschikbaar.
Pas in 1900 steenkolenmijnen in Limburg

Tot 1860 weinig spoorwegen. Aanvoer steenkool uit BE was daarom duur

Weinig vraag naar producten i.v.m. hoge belastingen

Slide 5 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Koning Willem I had plannen
België en Nederland kunnen elkaar goed aanvullen
Landbouw
Handel
Industrie
1830

Slide 6 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
Infrastructuur
  • Aanleg kanalen
  • Aanleg spoorwegen (1839 Amsterdam-Haarlem)

1830:
  • Eerste textielfabrieken in Twente
Veel huisnijverheid
Lage lonen
Wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied.

Slide 7 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Oorzaken groei industrialisatie
Regering investeerde meer in de infrastructuur


Door winst Nederlands-Indië kon de belasting omlaag en groeide de vraag naar nieuwe producten

De kolonie was een belangrijk afzetgebied voor katoenen stoffen


Gebied waar een ondernemer producten kan verkopen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wegen, spoorlijnen, waterwegen en andere verbindingen in een gebied.
A
Afzetgebied
B
Infrastructuur
C
industriële revolutie

Slide 10 - Quizvraag

Gebied waar een ondernemer producten kan verkopen.
A
Afzetgebied
B
Infrastructuur
C
industriële revolutie

Slide 11 - Quizvraag

De grote verandering in de 18e en 19e eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en machines.
A
Afzetmarkt
B
Infrastructuur
C
industriële revolutie

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag

  • §2.1 A: opdracht 1 t/m 10
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking
Ondernemers
Arbeiders
Fabriekseigenaar
Grote huizen
Rand van de stad
Werken in de fabriek
Grootste groep
Slechte omstandigheden

Slide 14 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Arbeidsomstandigheden
Lage lonen
Vrouwen en kinderen waren goedkoopste

14 uur per dag, 6 dagen per week

Werk was slecht voor de gezondheid
Daarnaast was het ook zeer onveilig

Door arbeidsdeling was het werk eentonig

Je was afhankelijk van de fabriekseigenaar

Er waren geen wetten die je beschermde





Slide 15 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Woonomstandigheden
  • Op loopafstand van de fabriek
  • Zo ontstonden steden: verstedelijking
  • Donkere kleine woningen, dicht op elkaar
  • Dag en nacht rook van de fabriek
  • Geen stromend water
  • Geen riolering
  • Slechte hygiëne

Slide 16 - Tekstslide