In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Toets klas 2
Thema 1 Verbranding en ademhaling
BS 1 t/m 6, 8 en leren onderzoeken
Oefentoets
verbranding en ademhaling
§ 1 tm § 4
Slide 1 - Tekstslide
Succes!
Klaar?
afronden § 1.4
mk en lr § 1.5
Allemaal klaar? antwoorden oefentoets checken
Slide 2 - Tekstslide
De toets verbranding en ademhaling bestaat uit 41 vragen die samen 46 punten opleveren.
De toets bestaat uit drie delen:
- open vragen
- juist/onjuist vragen
- meerkeuze vragen
Je kan de afbeeldingen vergroten door erop te klikken!
Kijk aan het einde goed je toets na en lever dan pas in. Gaat er iets niet goed, geen paniek; de surveillant bij de toets heeft het
06 nummer van een biologiedocent.
Succes!!!
Veel succes!
Slide 3 - Tekstslide
Een schaatser die zich flink inspant, haalt adem door zijn mond. Welk voordeel heeft die schaatser van het feit dat hij door de mond ademt en niet door de neus?
Slide 4 - Open vraag
In de afbeelding hiernaast zie je een schematische tekening van de kop van een vis.
Wordt water met het hoogste gehalte aan zuurstof aangegeven met nummer 1 of 2 ?
Slide 5 - Open vraag
Meneer De Boer heeft longemfyseem. Bij deze ziekte gaan de wanden van de longblaasjes stuk. Longblaasjes die kapot zijn, kunnen niet opnieuw aangroeien. Leg uit dat meneer De Boer het vaak benauwd heeft door zijn ziekte.
Slide 6 - Open vraag
Hoe vindt de ademhaling plaats bij een pantoffeldiertje?
Slide 7 - Open vraag
De lucht in een schaatshal is koud en droog. Bij inademing door de mond worden de slijmvliezen geprikkeld en wordt er extra slijm gevormd. De schaatser gaat dan hoesten. Dit wordt het ‘schaatskuchje’ genoemd. Tijdens het hoesten trekken de buikspieren zich krachtig samen.
Gaat het middenrif dan omhoog of omlaag?
Slide 8 - Open vraag
In welk onderdeel van de cel gebeurt de afbraak van glucose?
Slide 9 - Open vraag
Noem twee dingen die je kunt doen om je luchtwegen gezond te houden.
Slide 10 - Open vraag
Bekijk de afbeelding, klik erop voor vergroting. Hoe komt het dat de kaars uitgaat?
Slide 11 - Open vraag
Bekijk de afbeelding, klik erop voor vergroting. Zal het kalkwater in pot P troebel worden? Leg je antwoord uit.
Slide 12 - Open vraag
Hoe heten de ademhalingsorganen van een honingbij?
Slide 13 - Open vraag
Dolfijnen kunnen lang onder water blijven. Wanneer een dolfijn weer bovenkomt, ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop.
Bevat de lucht die door het spuitgat wordt uitgeademd meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht?
Leg je antwoord uit.
Slide 14 - Open vraag
Leg uit dat veel koudbloedige dieren een winterslaap houden.
Slide 15 - Open vraag
Hoe komt het dat je warm wordt als je hardloopt?
Slide 16 - Open vraag
De dieren in de afbeelding zijn ongeveer even groot. Een egel houdt een winterslaap; een eekhoorn niet. Welk(e) van beide dieren heeft in de winter de meeste energie nodig? Leg je antwoord uit.
Slide 17 - Open vraag
Twee leerlingen bespreken met elkaar het voordeel van deze bouw van de longen voor de ademhaling van een dolfijn, vergeleken met die van een mens.
Nadia zegt: ‘Door deze bouw kan het bloed van een dolfijn sneller koolstofdioxide afgeven in de longen.’
Carry zegt: ‘Door deze bouw kan een dolfijn naar verhouding meer lucht inademen.’
Wie heeft of wie hebben gelijk?
Slide 18 - Open vraag
Kies de juiste woorden.
Tijdens een winterslaap daalt/stijgt de lichaamstemperatuur van een vleermuis en versnelt/vertraagt zijn stofwisseling.
Slide 19 - Open vraag
Hieronder is de verbranding in je lichaam schematisch weergegeven. 1 + glucose > water + 2 + energie Wat moet er op 1 en 2 ingevuld worden?
Slide 20 - Open vraag
Er volgen nu stellingen.
Geef van de stellingen aan of ze juist of onjuist zijn.
Slide 21 - Tekstslide
De slokdarm kan afgesloten worden door het strotklepje.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Door een gifstof is iemand volledig verlamd. De ademhaling wordt op gang gehouden door een longmachine. (zie afbeelding 1.)
Er wordt steeds lucht uit de longmachine gezogen en daarna wordt er weer lucht in de machine geperst.
Als de lucht uit de longmachine wordt gezogen, dan ademt het slachtoffer in.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen.
Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats dan bij rustig lopen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Uitgeademde lucht bevat minder stikstof dan ingeademde lucht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Bladgroenkorrels zetten koolstofdioxide en water om in glucose.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Helder kalkwater is een indicator voor zuurstof.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Een goudvis is een koudbloedig dier.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
De Luchtpijp kan afgesloten worden door de huig.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Nu volgen de meerkeuzevragen
Slide 30 - Tekstslide
Kaarsvet speelt een rol bij de verbranding van een kaars.
Wat voor rol?
A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat vet als verbrandingsproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt vet verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in vet.
Slide 31 - Quizvraag
In afbeelding 4 zijn twee kikkers en twee muizen getekend, die elk in een afgesloten bak liggen te slapen. De vier dieren zijn even groot. De temperatuur in de bakken is verschillend.
Welke kikker heeft de hoogste lichaamstemperatuur?
A
Kikker in bak 1
B
Kikker in bak 3
Slide 32 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding.
Welk van beide dieren is in staat in de winter een actief leven te leiden?
En in welk van beide dieren vindt in de winter de meeste verbranding plaats?
A
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
B
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
C
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
D
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
Slide 33 - Quizvraag
Welke pijl geeft de weg aan van de lucht tijdens het inademen door de neus? klik op de afbeelding voor een vergroting.
A
Pijl 1
B
Pijl 2
C
Pijl 3
D
Pijl 4
Slide 34 - Quizvraag
Welk nummer geeft de plaats aan waar de lucht heen stroomt tijdens een uitademing? klik op de afbeelding voor een vergroting.
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
Slide 35 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. klik op de afbeelding voor een vergroting.
Welke van deze beweringen is, of welke zijn juist?
Bewering 1: Verlaging van de omgevingstemperatuur van 19 ºC naar 13 ºC remt de stofwisseling van pissebedden.
Bewering 2: Bij een mens zou de grafieklijn bij 19 ºC lager dan die van 13 ºC liggen.
A
Geen van beide beweringen.
B
Alleen bewering 1.
C
Alleen bewering 2.
D
De beweringen 1 en 2.
Slide 36 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welke twee figuren geven de stand weer na een inademing?
A
Figuur 1 en 3.
B
Figuur 1 en 4.
C
Figuur 2 en 3.
D
Figuur 2 en 4.
Slide 37 - Quizvraag
Welk verband bestaat er bij de mens tussen uitademing en beweging van het middenrif?
A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag.
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog.
C
Het middenrif gaat omlaag; daardoor stroomt lucht naar buiten.
D
Het middenrif gaat omhoog; daardoor stroomt lucht naar buiten
Slide 38 - Quizvraag
Bij welke adembeweging beweegt de buikwand naar voren?
A
Bij inademing door middel van ribademhaling.
B
Bij inademing door middel van middenrifademhaling.
C
Bij uitademing door middel van ribademhaling.
D
Bij uitademing door middel van middenrifademhaling.
Slide 39 - Quizvraag
Drie leerlingen geven hun mening over het neusslijmvlies.
Lia zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies vochtig gemaakt.’
Nico zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies opgewarmd.’
Sara zegt: ‘Geurstoffen in de lucht worden via cellen in het slijmvlies
waargenomen.’
Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Alleen Lia en Nico.
B
Alleen Lia en Sara.
C
Alleen Nico en Sara.
D
Lia, Nico en Sara.
Slide 40 - Quizvraag
Bij welke van de volgende activiteiten vindt de meeste verbranding plaats?
A
Golf spelen
B
Lesgeven
C
Tennissen
D
Wandelen
Slide 41 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Bij een auto komt koolstofdioxide vrij en bij een mens ook.’ Ellen zegt: ‘Bij een auto kan de verbranding stoppen, bijvoorbeeld als de motor uit is. Bij de mens gaat de verbranding ook door als hij slaapt.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 42 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Pim zegt: ‘Bij een auto is niet meer brandstof nodig als hij harder gaat. Bij de mens wel.’
Ellen zegt: ‘Bij een auto wordt dezelfde brandstof gebruikt als bij de mens.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 43 - Quizvraag
Lucht bevat onder andere koolstofdioxide, stikstof en zuurstof.
Welk(e) van deze gassen stroomt (stromen) vanuit de longblaasjes de luchtpijptakjes in tijdens het uitademen?
A
Alleen koolstofdioxide.
B
Alleen koolstofdioxide en stikstof.
C
Alleen zuurstof.
D
Koolstofdioxide, zuurstof en stikstof.
Slide 44 - Quizvraag
Wat is de functie van de neusharen?
A
Het keuren van de binnenstromende lucht
B
Het opvangen van stofdeeltjes.
C
Het produceren van slijm.
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte
Slide 45 - Quizvraag
Hoe zorgt een insect ervoor dat de lucht in zijn lijf wordt ververst?