Toets Verbranding en ademhaling 1.1 t/m 1.6 2024/2025 - V2
Toets biologie thema 1
- De plaatjes die bij de vragen staan kan je vergroten door er op te klikken.
- Ik wens je veel succes!
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Toets biologie thema 1
- De plaatjes die bij de vragen staan kan je vergroten door er op te klikken.
- Ik wens je veel succes!
Slide 1 - Tekstslide
succes!!
Slide 2 - Tekstslide
In welke celorganellen (onderdeel van een cel) vindt de afbraak van glucose plaats?
Slide 3 - Open vraag
In welk celorganellen vindt de opbouw van glucose plaats? (plantaardige cellen)
Slide 4 - Open vraag
Waarom is fotosynthese belangrijk voor dieren? (noem 2 redenen)
Slide 5 - Open vraag
Een schaatser die zich flink inspant, haalt adem door zijn mond. Welk voordeel heeft die schaatser van het feit dat hij door de mond ademt en niet door de neus?
Slide 6 - Open vraag
Bekijk de afbeelding. Welke uitspraak is, of welke uitspraak of uitspraken zijn juist?
Slide 7 - Open vraag
Bekijk de afbeelding. Hoe komt het dat de kaars uitgaat?
Slide 8 - Open vraag
Noem twee dingen die je kunt doen om je luchtwegen gezond te houden
Slide 9 - Open vraag
Dolfijnen kunnen lang onder water blijven. Wanneer een dolfijn weer bovenkomt, ademt hij uit door het spuitgat boven op de kop. Bevat de lucht die door het spuitgat wordt uitgeademd meer of minder koolstofdioxide dan de ingeademde lucht? Leg je antwoord uit.
Slide 10 - Open vraag
Tijdens een astmatische aanval speelt de dikte van de slijmlaag in de luchtwegen een rol, evenals de spieren in de wand van de luchtwegen. Zijn de spieren in de wand van de luchtwegen tijdens zo'n aanval ontspannen of samengetrokken? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open vraag
Hoe komt het dat je warm wordt als je hardloopt?
Slide 12 - Open vraag
De verbrandingsformule: 1 + glucose -> water +2+ energie Wat moet op plek 1 worden ingevuld
Slide 13 - Open vraag
De verbrandingsformule: 1 + glucose -> water +2+ energie Wat moet op plek 2 worden ingevuld
Slide 14 - Open vraag
Veel vogels hebben in de winter een dikke isolerende vetlaag onder de huid. Noem een ander isolatiemiddel waardoor vogels in de winter minder last hebben van de kou.
Slide 15 - Open vraag
Hoe heten de sterk vertakte buisjes in het lichaam van een insect, als onderdeel van het ademhalingsstelsel? En hoe heten de openingen in het lichaam, waardoor lucht naar binnen komt?
Slide 16 - Open vraag
Twee leerlingen bespreken met elkaar het voordeel van deze bouw van de longen voor de ademhaling van een dolfijn, vergeleken met die van een mens.
Nadia zegt: ‘Door deze bouw kan het bloed van een dolfijn sneller koolstofdioxide afgeven in de longen.’ Carry zegt: ‘Door deze bouw kan een dolfijn naar verhouding meer lucht inademen.’
Wie heeft of wie hebben gelijk?
Slide 17 - Open vraag
Pantoffeldiertjes (zie afbeelding) zijn eencellige diertjes. Op welke wijze vindt gaswisseling plaats bij deze diertjes?
Slide 18 - Open vraag
Een egel en een eekhoorn zijn ongeveer even groot (zie afbeelding). Een egel houdt een winterslaap; een eekhoorn niet. Welk van beide dieren heeft in de winter de meeste energie nodig? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Open vraag
De slokdarm kan afgesloten worden door het strotklepje.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Uitgeademde lucht bevat minder stikstof dan ingeademde lucht.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
De afbraak van glucose kost energie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Een COPD-patiënt heeft vaak last van benauwdheid.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Roken kan COPD veroorzaken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. Door het rennen gaat het hart van het meisje sneller kloppen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Een meisje loopt rustig naar school. Plotseling ziet zij een eind voor zich een vriendin lopen. Het meisje gaat rennen om haar vriendin in te halen. Door het rennen vindt er in het lichaam van het meisje meer verbranding plaats dan bij rustig lopen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Stekelbaarsjes verversen het water in de kieuwen door pompende bewegingen te maken met de kieuwbogen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Kaarsvet speelt een rol bij de verbranding van een kaars. Wat voor rol?
A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat vet als verbrandingsproduct
B
Bij de verbranding van een kaars wordt vet verbruikt.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in vet.
Slide 28 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welke twee figuren geven de stand weer na een inademing?
A
Figuur 1 en 3.
B
Figuur 1 en 4.
C
Figuur 2 en 3.
D
Figuur 2 en 4.
Slide 29 - Quizvraag
In de neusholte bevinden zich neusharen en trilhaarcellen. Wat is de functie van de trilhaarcellen?
A
Ze zorgen ervoor dat de kringspiertjes in de wand van de bronchiën niet kunnen samentrekken.
B
Ze zorgen ervoor dat je ribademhaling kan laten plaatsvinden.
C
Ze verplaatsen de zuurstof en koolstofdioxide deeltjes in je bloedbaan.
D
Ze bewegen voortdurend en duwen het slijm met vastgeplakte stofdeeltjes en bacteriën naar je keelholte. Hier hoest je het slijm uit of slik je het door.
Slide 30 - Quizvraag
Welk verband bestaat er bij de mens tussen uitademing en beweging van het middenrif?
A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag.
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog.
C
Het middenrif gaat omlaag; daardoor stroomt lucht naar buiten.
D
Het middenrif gaat omhoog; daardoor stroomt lucht naar buiten
Slide 31 - Quizvraag
Bij welke adembeweging beweegt de buikwand naar voren?
A
Bij inademing door middel van ribademhaling.
B
Bij inademing door middel van middenrifademhaling.
C
Bij uitademing door middel van ribademhaling.
D
Bij uitademing door middel van middenrifademhaling.
Slide 32 - Quizvraag
Er vindt inademing plaats via de borstademhaling. Hierbij gebeurt het volgende. Wat is de juiste volgorde?
1. de longen worden groter
2. lucht stroomt naar binnen
3. spieren trekken de ribben en het borstbeen omhoog
4. de borstholte wordt groter
A
3 - 4 - 1 - 2
B
3 - 4 - 2 - 1
C
2 - 4 - 1 - 3
D
2 - 4 - 3 - 1
Slide 33 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding van het schematische longblaasje. Wat wordt er aangegeven bij 2 en 3?
A
2 = lucht met weinig zuurstof, 3 = lucht met veel zuurstof
B
2 = lucht met veel zuurstof, 3 = lucht met weinig zuurstof
C
2 = bloed met veel koolstofdioxide, 3 = bloed met weinig koolstofdioxide
D
2 = bloed met veel zuurstof, 3 = bloed met weinig zuurstof
Slide 34 - Quizvraag
Drie leerlingen geven hun mening over het neusslijmvlies.
Lia zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies vochtig gemaakt.’
Nico zegt: ‘De ingeademde lucht wordt door dit slijmvlies opgewarmd.’
Sara zegt: ‘Geurstoffen in de lucht worden via cellen in het slijmvlies
waargenomen.’
Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Alleen Lia en Nico.
B
Alleen Lia en Sara.
C
Alleen Nico en Sara.
D
Lia, Nico en Sara.
Slide 35 - Quizvraag
Welke van de volgende activiteiten kost per minuut de meeste energie?
A
Golf spelen
B
Lesgeven
C
Tennissen
D
Zitten
Slide 36 - Quizvraag
Een hooikoortspatiënt is allergisch voor bepaalde deeltjes die in de lucht
kunnen voorkomen.
In de lucht komen onder andere voor:
1 bacteriën;
2 stuifmeelkorrels van naaldbomen;
3 fijngewreven uitwerpselen van huisstofmijten.
Voor welk(e) van deze deeltjes is een hooikoortspatiënt vooral allergisch?
A
Alleen voor 2.
B
Alleen voor 3.
C
Voor 2 en 3.
D
Voor 1, 2 en 3.
Slide 37 - Quizvraag
Bij rokers is de kans op longkanker 10,8 x zo groot als bij niet-rokers.
Wat is de oorzaak van die grotere kans op longkanker?
A
Het gehalte aan koolstofmono-oxide dat bij het roken vrijkomt.
B
De teerproducten uit de rookartikelen.
C
De nicotine uit de rookartikelen.
D
Het verbranden van de longblaasjes.
Slide 38 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Bij een auto komt koolstofdioxide vrij en bij een mens ook.’ Ellen zegt: ‘Bij een auto kan de verbranding stoppen, bijvoorbeeld als de motor uit is. Bij de mens gaat de verbranding ook door als hij slaapt.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 39 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Bij een auto is niet meer brandstof nodig als hij harder gaat. Bij de mens wel.’
Ellen zegt: ‘Bij een auto wordt dezelfde brandstof gebruikt als bij de mens.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 40 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Een auto blijft zonder brandstof nog lange tijd bestaan. De mens niet, die gaat dan dood en het lichaam wordt afgebroken.’
Ellen zegt: ‘Bij een auto en bij de mens komt warmte vrij bij de verbranding.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 41 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Pim zegt: ‘Bij een auto komt geen water vrij bij de verbranding en bij de mens wel.’
Ellen zegt: ‘Bij een auto gaat de energie naar alle onderdelen en bij de mens ook.’
Wie doet of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.
Slide 42 - Quizvraag
Lucht bevat onder andere koolstofdioxide, stikstof en zuurstof.
Welk(e) van deze gassen stroomt (stromen) vanuit de longblaasjes de luchtpijptakjes in tijdens het uitademen?
A
Alleen koolstofdioxide.
B
Alleen koolstofdioxide en stikstof.
C
Alleen zuurstof.
D
Koolstofdioxide, zuurstof en stikstof.
Slide 43 - Quizvraag
Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.
Kristel antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
Lotte antwoordt: ‘Doordat de lucht in de longblaasjes snel stroomt.’
Meryem antwoordt: ‘Doordat elk longblaasje een groot oppervlak heeft.’
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?
A
Alleen Lotte.
B
Alleen Kristel en Meryem.
C
Alledrie hebben gelijk.
D
Alledrie hebben het fout.
Slide 44 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Welk van beide dieren is in staat in de winter een actief leven te leiden? En in welk van beide dieren vindt in de winter de meeste verbranding plaats?
A
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
B
De koolmees kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
C
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de koolmees.
D
De ringslang kan in de winter een actief leven leiden; de meeste verbranding vindt plaats in de ringslang.
Slide 45 - Quizvraag
Einde
- Dit is het einde van de toets
- Kijk je vragen nog even goed na en lever dan je toets in.
- Open 2.1 via de online methode. Lees de basisstof door en begin alvast met de eerste opdrachten.