3.2 Zien



Paragraaf 3.1 Zien
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les



Paragraaf 3.1 Zien

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Huiswerk paragraaf 1 bekijken.
  • Uitleg paragraaf 3.2
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Liggen zintuigen in de huid?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Zintuigen kunnen impulsen afgeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

hoeveel zintuigen heeft de mens?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 5 - Quizvraag

Wie vangen prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen
C
ruggenmerg
D
hersenen

Slide 6 - Quizvraag

Zintuigen zetten prikkels om in impulsen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Noem drie zintuigen
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Je hoort de poes spinnen
Je ruikt de soep
Je stoot je arm aan de tafelpunt
Je ziet dat de zon schijnt
Je voelt dat het buiten koud is
Je voelt dat de bal rond is
lichtzintuigen
pijnzintuigen
Reukzintuigen
Gehoorzintuigen
Tastzintuigen
Koude zintuigen

Slide 9 - Sleepvraag

de tastzin
de reuk
het zicht
de zintuigen
het gehoor
de smaak

Slide 10 - Sleepvraag

Een vlieg loopt over je wang
In de winter krijg je koude handen op de fiets
Je staat onder de warme douche
Je voelt dat je schoenen knellen
Tast zintuigen
Koudezintuigen
Warmte zintuigen
Druk zintuigen

Slide 11 - Sleepvraag

Huiswerk Paragraaf 1

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
  • De leerlingen kunnen de onderdelen in het oog benoemen
  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe het licht door het oog gaat
  • de leerlingen kunnen uitleggen hoe je scherp en diepte kunt zien
  • De leerlingen weten wanneer je een bril nodig hebt. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zien we?
  • Licht passeert hoornvlies, ooglens en glasachtige lichaam
  • Licht valt op het netvlies
  • Dit heeft hetzelfde uitwerking als een + lens
  • Op het netvlies wordt het beeld scherp gesteld

Slide 15 - Tekstslide

  • Het netvlies bevat een groot aantal lichtgevoelige zintuigcellen.
  • Deze geven elektrische impulse af als er licht op valt.
  • Door de oogzenuw wordt dit doorgegeven aan de hersenen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

  • Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
  • Veel licht - pupil klein
  • Weinig licht - pupil groot

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Lens in oog
Afstand tussen oog en netvlies 
± 17 mm constant, dus b staat vast.
Het oog past dus de brandpuntafstand aan (f).
Er is een kring van spiertjes rond het ooglens
Accomoderen - lens platter of boller maken

Slide 20 - Tekstslide

Bijziend
  •  De ooglens is te sterk
  • Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien
  • Je hebt een negatieve lens nodig

Slide 21 - Tekstslide

Verziend
  • De ooglens is te zwak
  • Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien
  • Je hebt een positieve lens nodig

Slide 22 - Tekstslide

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen

Slide 23 - Quizvraag

Het oog kan de lens niet vlakker krijgen, dus de persoon ziet een object ver weg niet scherp... Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dik oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 24 - Quizvraag


Hiernaast zie je de doorsnede van het menselijk oog.
Alle onderdelen zijn genummerd. Welk nummer is de lens?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies ,netvlies
C
pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
netvlies, pupil, lens, hoornvlies

Slide 26 - Quizvraag

Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 27 - Quizvraag

Hoe heet het als de spiertjes rondom de les, de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend ben?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak

Slide 29 - Quizvraag

Warvoor lens heb je nodig als je bijziend ben
A
negatief
B
positief

Slide 30 - Quizvraag

Liggen zintuigen in de huid?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Zintuigen kunnen impulsen afgeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

hoeveel zintuigen heeft de mens?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 33 - Quizvraag

Wie vangen prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen
C
ruggenmerg
D
hersenen

Slide 34 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Wat? Maken van paragraaf 3.2
Hoe? Zelfstandig. In stilte, mag met muziek op
Vraag? Vraag het eerst fluisterend aan je buurman. Komen jullie er samen niet uit, vraag de docent.
Klaar? Ga paragraaf 1 & 2 leren. Wat vind jij de lastige onderdelen?

Slide 35 - Tekstslide