§5.1 Planten bekijken

§5.1 Planten bekijken 
Deel 1: onderdelen van de plant, van het blad
en onderdelen van de plantencel

pen en schrift, lesson up

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§5.1 Planten bekijken 
Deel 1: onderdelen van de plant, van het blad
en onderdelen van de plantencel

pen en schrift, lesson up

Slide 1 - Tekstslide

We starten met voorkennis
Probeer de volgende twee vragen te beantwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de cel.
Wat is onderdeel 1? En 2?
A
1 = celkern / 2 = celmembraan
B
1 = celmembraan / 2 = celkern
C
1 = celmembraan / 2 = cytoplasma

Slide 3 - Quizvraag

Als we paprika eten, eten we de .... van de plant
A
Vrucht
B
Zaden
C
Stengel
D
Wortel

Slide 4 - Quizvraag

vandaag 

  • onderdelen van de plant
  • onderdelen van een blad
  • onderdelen van een plantencel
  • verschillen tussen plantencel  en dierlijke cel



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Bloem en vruchten (met zaden)

Stengels

Bladeren

Wortels

Onderdelen van de plant (en hun functie)
Neem over en laat ruimte voor aantekeningen. (Functie)

Slide 7 - Tekstslide

De onderdelen van een blad.
Neem over en laat ruimte voor aantekeningen.

Nerven (hoofdnerf, zij-nerven, fijne nerven)

bladmoes

huidmondjes

Slide 8 - Tekstslide

De onderdelen van de plantencel
Neem over en......
celwand
celmembraan
grote vacuole
celkern,
cytoplasma
bladgroenkorrels
kleurkorrels
zetmeelkorrels

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

"Plastiden" zijn de korrels.
Bladgroen-, zetmeel-, kleurkorrels

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de functie van de bladgroen-korrels?
A
Voortplanten
B
alles regelen in een cel
C
opslag voedingstoffen
D
Voedings-stoffen maken

Slide 12 - Quizvraag

Wat hebben planten-cellen wel, maar dierencellen niet?
A
celwand
B
celmembraan
C
cytoplasma
D
celkern

Slide 13 - Quizvraag

aan het werk met

H5 opgave 3 t/m 11


Slide 14 - Tekstslide

"Plastiden" zijn de korrels.
Bladgroen-, zetmeel-, kleurkorrels
Vorige les

Slide 15 - Tekstslide

deze les  §5.1 B
 
houtachtige en kruidachtige planten
 rechtop blijven staan
 hout- en bastvaten , huidmondjes  en het transport van water en voedingsstoffen in de plant.
 zijn blad verlies


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Welk nummer geeft de celwand aan? (kijk goed)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quizvraag

wat is waar over de celwand?
A
de celwand kan houtstoffen bevatten
B
deze regelt welke stoffen de cel ingaan
C
dieren hebben ook een celwand
D
deze regelt de fotosynthese

Slide 19 - Quizvraag


Welk nummer geeft de vacuole aan?
A
E
B
B
C
C
D
F

Slide 20 - Quizvraag

wat is waar over de stevigheid van kruid-achtige planten?
A
Stevigheid doordat er houtstof in de celwand zit
B
Stevigheid doordat er houtstof in de vacuole zit.
C
Stevigheid doordat de vacuole is gevuld met vocht.
D
Stevigheid doordat er vocht in de celwand zit.

Slide 21 - Quizvraag

Houtachtige planten blijven rechtop staan door......
A
de vacuole
B
houtstof in de celwand
C
vaatbundels
D
houtvaten

Slide 22 - Quizvraag

Vaatbundel, houtvaten, bastvaten

Slide 23 - Tekstslide

Transport van stoffen door planten.

Water en mineralen
  • Altijd van de wortels  naar de rest van de plant
  • Houtvaten


Voedingsstoffen
  • van bladeren naar de rest van de plant
  • soms andersom!
  • Bastvaten


wortel met wortelhaartjes

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Wat is waar over bastvaten?
A
Bastvaten vervoeren water
B
Het vervoer van stoffen is altijd van wortels naar bladeren
C
Het vervoer van stoffen is altijd van bladeren naar wortels
D
Bastvaten vervoeren voedinsstoffen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is waar over het vervoer van water door de plant?
A
water wordt vervoerd door houtvaten
B
het vervoer van water is van boven naar beneden
C
water wordt vervoerd door bastvaten
D
als de huismondjes open zijn stopt de verdamping van water

Slide 28 - Quizvraag

exit ticket
Beschrijf het transport van water door een plant. Gebruik de volgende woorden:
      water, houtvaten, wortel , blad, vaatbundels,  stengel, huidmondjes, nerven

Slide 29 - Open vraag

                    blad verlies
                     Waarom?



Eerst een scheurlaag,
na het vallen een kurklaagje: er ontstaat een blad litteken


Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk:

Maak paragraaf 5.1 opgave 13 t/m 22

Slide 31 - Tekstslide