Leçon 7 - Lire B

Programme du cours
  • Révision de la grammaire
  • Lire B (exercices 20, 21 et 22 pages 23)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programme du cours
  • Révision de la grammaire
  • Lire B (exercices 20, 21 et 22 pages 23)

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs de la leçon 
Aan het eind van deze les kun je: 
  • belangrijke feitelijke informatie begrijpen in korte verslagen en artikel
  • het juiste betrekkelijk vnw gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Les personnes .... marchent là-bas sont mes professeurs.
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Dont

Slide 3 - Quizvraag

L'animal .... j'ai le plus peur, sont les scorpions.
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Dont

Slide 4 - Quizvraag

La chose .... j'ai le plus besoin la matin, c'est mon café.
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Dont

Slide 5 - Quizvraag

Les stylos ... j'utilise sont la marque Bic.
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Dont

Slide 6 - Quizvraag

Le prof .... me stresse le plus, c'est Madame Dupont. Elle est trop sévère!
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Dont

Slide 7 - Quizvraag

Combine les deux phrases:

"Je travaille pour une association. Elle s'appelle Le Téléthon."

Slide 8 - Open vraag

Combine les deux phrases:

L'association a énormément de fonds. Je suis responsable de ses fonds"

Slide 9 - Open vraag

Combine les deux phrases:

Je vois un garçon et une fille. Ils marchent ensemble.

Slide 10 - Open vraag

Correction - Ecrire A

Slide 11 - Tekstslide

Où est la faute...

Elle est un membre

Slide 12 - Open vraag

Où est la faute...

Elle est née on 30 septembre
Il est né à six août

Slide 13 - Open vraag

Où sont les fautes...

Elle est née on 30 septembre
Il est né à six août dans Longineau

Slide 14 - Open vraag

Attention
Bijna alle woorden die eindigen op -tion zijn vrouwelijk
Bonjour, Au revoir, 
Elle est membre du WWf
C'est un membre du WWF
Elle est une actrice / 

Slide 15 - Tekstslide

Il est of C'est
Zelfs als je al jaren Frans spreekt, kan het nog wel eens hoofdbrekens opleveren: wanneer gebruik je ‘il est’ en wanneer ‘c’est’? Daarom voor nu en altijd: de oplossing.
C’est
Samen met een onderwerp en een werkwoord C’est un petit garçon. (Het is een jongetje.) C’est le vin que j’ai bu hier soir. (Het is de wijn die ik gisteravond dronk.) Met een bijwoord – om een situatie, een gevoel, een geheel te beschrijven. C’est beau ici (Het is hier mooi.) C’est agréable de vous parler. (Het is fijn u gesproken te hebben.)
Met een naam
C’est Juliette. (Het is Juliette.) C’est Benoît qui m’appele comme ça. (Dat is Benoît die me zo noemt.)
Il est
Met een werkwoord zonder het onderwerp (meestal wanneer het over een baan gaat) Il est journaliste. (Hij is journalist.) Il est musicien (Hij is muzikant.)
Met een bijwoord
om een persoon of een onderwerp op een bepaalde manier te beschrijven Il est russe. (Hij is Russisch.) Il est vraiment grand. (Hij is groot. – Bijvoorbeeld als je het over een vliegtuig hebt)

Slide 16 - Tekstslide

Où sont les fautes...

Elle est une actrice
Il est un chanteur

Slide 17 - Open vraag

Où sont les fautes...

Il aide beaucoup des personnes

Slide 18 - Open vraag