Een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord
Ik verbrand mijn hand aan de hete kraan.
Ik krijg een verband om mijn verbrande hand.
Karim vergeet zijn map mee te nemen naar school.
De vergeten map ligt nog thuis op zijn bureau.
De dief steelt mijn fiets uit mijn schuur.
De gestolen fiets is kapot teruggevonden.