In 1848 gaf Willem II de opdracht aan Thorbecke om een
...... te maken. Hierin stond dat de koning
..... is en de ministers gaven verantwoording af aan de
........
......... wordt gekozen via de verkiezingen en heeft het meeste bevoegdheid. Vanaf toen kon niet iedereen stemmen maar ......... De kiesrecht voor elke man was in ..... en voor de vrouw in ....