Par 13.4 Sterke en zwakke basen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De pH-waarde van een base is
A
kleiner dan 7
B
gelijk aan 7
C
groter dan 7

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Een base is meestal een ...
A
moleculaire stof
B
zout (ion)
C
metaal

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Geef de oplosvergelijking van bariumhydroxide

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Natronloog is:
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Sleep bij elkaar
Natronloog
Barietwater
Kalkwater
Kaliloog
Zoutzuur
Na+ + OH-
Ba2++ 2OH-
K+ + OH-
Ca2+ + 2OH-
H+ + Cl-

Slide 14 - Sleepvraag

Calciumhydroxide (Ca(OH)2) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 15 - Quizvraag

Het cyanide ion (CN-) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 16 - Quizvraag

Ammoniak (NH3) is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 17 - Quizvraag

Het ammonium-ion is:
A
Een sterke base
B
Een zwakke base
C
Een sterk zuur
D
Een zwak zuur

Slide 18 - Quizvraag

Bereken pH basische oplossing
Bij het bereken van de pH van een basische oplossing geldt voor de significantie weer dat het aantal significante cijfers in de concentratie, het aantal decimalen is van de pH.
We gebruiken de volgende formules:
pOH = - log [OH- ]   
[OH- ] = 10 -pOH 
pH + pOH = 14

Slide 19 - Tekstslide

Bereken de pOH van een basische oplossing met [OH-] is 3,15.10^-4 mol/L
A
3,50
B
- 3,50
C
- 3,502
D
3,502

Slide 20 - Quizvraag

uitleg
[OH-] = 3,15.10-4 mol / L
pOH = - log (0,000315) = 3,501689........

concentratie --> 3 significante cijfers
pOH --> 3 decimalen                                                         
dus pOH = 3,502

Slide 21 - Tekstslide

Bereken de [OH-] van een basische oplossing met pOH = 5,87
A
[OH-] = 1,35.10^-6 mol /L
B
[OH-] = 1,3.10^-6 mol /L
C
[OH-] = 7,4.10^5 mol /L
D
[OH-] = 1,349.10^-6 mol /L

Slide 22 - Quizvraag

uitleg
pOH = 5,87
[OH-] = 10 -5,87 = 0,000001349 mol / L

pOH --> 2 decimalen DUS   concentratie --> 2 significante cijfers
[OH-] = 0,0000013 = 1,3.10-6 mol / L

Slide 23 - Tekstslide

H7.3 zuurgraad en basegraad
een basische oplossing heeft een pH en een pOH

zuur
basisch

Slide 24 - Tekstslide

H7.3 zuurgraad en basegraad
  • de pOH van een basische oplossing is < 7
      een lagere pOH --> meer basische oplossing
  • de pH van een basische oplossing is > 7
      een hogere pH --> meer basische oplossing
  • pH + pOH = 14,00 bij  T=298 K
(--> dit geldt ook als er in opgave geen T staat)

Slide 25 - Tekstslide

Een basische oplossing heeft een pH van 8,9. Wat is de pOH van deze oplossing?
A
8,9
B
22,9
C
5,1
D
-5,1

Slide 26 - Quizvraag

uitleg
pH = 8,9

er geldt pH + pOH = 14,00

pOH = 14,00 - 8,9 = 5,1

Slide 27 - Tekstslide

Voor een basische oplossing geldt:
A
pH > 7 en pOH > 7
B
pH < 7 en pOH > 7
C
pH < 7 en pOH < 7
D
pH > 7 en pOH < 7

Slide 28 - Quizvraag

H7.3 pH en pOH van basische oplossingen
REKENOPGAVE

Slide 29 - Tekstslide

H7.3 pH en pOH van basische oplossingen
REKENOPGAVE

Slide 30 - Tekstslide

H7.3 pH en pOH van basische oplossingen
REKENOPGAVE

Slide 31 - Tekstslide

H7.3 pH en pOH van basische oplossingen
REKENOPGAVE

Slide 32 - Tekstslide

H7.3 pH en pOH van basische oplossingen
REKENOPGAVE

Slide 33 - Tekstslide

Afronding
We maken van par 13.4 alleen de volgende opgaven:


Zorg ervoor dat je de pH berekeningen goed kunt uitvoeren.

Slide 34 - Tekstslide