P1 P2 Fictie - boek uitlezen + Mindmap opdracht

Boek uitlezen + mindmap maken
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Boek uitlezen + mindmap maken

Slide 1 - Tekstslide

digitale bibliotheek
We hebben 1 van de 11 bibliotheekboeken gelezen. 
 www.bibliotheekeindhoven.nl 

Slide 2 - Tekstslide

1.  ctrl-A, Juultje van den Nieuwenhof

Slide 3 - Tekstslide

2. Gegijzeld, Chinouk Thijsen

Slide 4 - Tekstslide

3. Under cover, Eva Burgers

Slide 5 - Tekstslide

4. Grenzeloos, Marlies Slegers

Slide 6 - Tekstslide

5. Maar ik ben jou niet, Nadine Swagerman

Slide 7 - Tekstslide

6. Opgepast! van Jennefer Mellink

Slide 8 - Tekstslide

7. De verleiding, Stine Jensen

Slide 9 - Tekstslide

8. Gruwelijk spel, Mirjam Hildebrand

Slide 10 - Tekstslide

9. Moordgeheim, Natasza Tardio

Slide 11 - Tekstslide

10. Afgesloten, Natasza Tardio

Slide 12 - Tekstslide

11. Sweet exiteen, Marlies Slegers

Slide 13 - Tekstslide

Toetsopdracht: mindmap maken
Je gaat met je eerste leesboek een literaire mindmap maken. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een mindmap?

Een mindmap start je altijd met het opschrijven van een woord  in het midden van de ruimte. Dit centrale beeld is te vergelijken met de titel van een boek dat je gaat samenvatten, het hoofdonderwerp van je brainstorm óf misschien het onderwerp van een bespreking.

Slide 15 - Tekstslide

Een voorbeeld van een mindmap

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een literaire mindmap?
 Dit is een grafische weergave van het boek. Oftewel in een literaire mindmap laat je zien wat er in een boek gebeurd door middel van tekeningen en korte teksten
Het laat dus in één oogopslag zien wat er allemaal in het boek gebeurd is. 

Slide 17 - Tekstslide

Een literaire mindmap
In een mindmap laat je specifiek alleen de hoofdzaken zien, want je hebt geen ruimte voor bijzaken. 

(hoofdzaken zijn de belangrijkste zaken uit het boek)

Slide 18 - Tekstslide

Een literaire mindmap
Hoe zo’n literaire mindmap eruit komt te zien en aan welke eisen deze moet voldoen, kun je zien op de placemat op de volgende pagina. 

Slide 19 - Tekstslide

Dit is een mooi voorbeeld van een literaire mindmap, gemaakt door een leerling. 

Slide 20 - Tekstslide

Dit is inhoudelijk jullie opdracht!

Slide 21 - Tekstslide

Stap 1: in het midden van het blad
Noteer:
Schrijver van het boek
Titel van het boek
&
een tekening dat het boek typeert

Slide 22 - Tekstslide

Stap 2: samenvatting
(bovenaan op het blad)
Samenvatting:
Vat het verhaal samen in ongeveer 50 woorden.

Alle opvolgende stappen maak je met de klok mee (rond)


Slide 23 - Tekstslide

Samenvatting = verhaallijn
Een verhaallijn: 
Deze beschrijft (met een begin, een middenstuk en een einde) wat een personage meemaakt. Als een boek meerdere verhaallijnen heeft, hebben deze altijd iets met elkaar te maken. 

Slide 24 - Tekstslide

Stap 3: Personages
Personages:
Geef de belangrijkste personen weer. Teken ze ook.
Zorg ervoor dat hun uiterlijk overeenkomt met de beschrijving in het boek.
Zet een korte beschrijving bij het personage neer. Denk aan persoonlijke eigenschappen (karakter)



Slide 25 - Tekstslide

Hoofdpersoon = 
De persoon over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij/zij denkt en voelt. 
Soms zijn er meerdere hoofdpersonen!

Slide 26 - Tekstslide

Ontwikkeling van een personage
In de meeste boeken veranderen personages door wat ze meemaken. Die verandering noem je ontwikkeling. Je kunt beknopt de ontwikkeling van jouw hoofdpersoon vertellen.

Slide 27 - Tekstslide

Stap 4: Perspectief/vertelsituatie
Perspectief/vertelsituatie:
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
- Eén ik-vorm
- Eén hij/zij-vorm (personaal)
- Meeerdere personages (meervoudige vertelsituatie)

Slide 28 - Tekstslide

Perspectief
Perspectief betekent vanuit wie je het verhaal beleeft. 
Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dit de hoofdpersoon. 

Slide 29 - Tekstslide

Vertelperspectief
Een verhaal kan vanuit verschillende personages verteld worden. 

Slide 30 - Tekstslide

Vertelperspectief: ik-vorm
Soms vertelt de hoofdpersoon zelf het verhaal. Dit is dan geschreven in de ik-vorm. Je leest het verhaal steeds vanuit deze persoon (hoe hij/zij de dingen beleeft, ziet, ervaart, etc.)
Let op: als er meerdere ik-vormen zijn, dan is het een meervoudig vertelperspectief.

Slide 31 - Tekstslide

Vertelperspectief: personaal
Een ander vertelperspectief is het personaal perspectief. Hierbij staat het verhaal in de hij/zij –vorm. Echter wordt het verhaal toch door de ogen van één van de personages verteld. Je weet dan waarom deze persoon bepaalde keuzes maakt en wat hij daarbij denkt en/ of doet. 

Slide 32 - Tekstslide

Vertelperspectief: meervoudig
Het kan ook zijn dat je een verhaal van meerdere kanten krijgt te lezen. Er wordt dan eerst een stuk door het ene personage vertelt en daarna door een ander personage. We noemen dit een meervoudig vertelperspectief. Dit kan zowel in de ik-vorm, als in de hij/zij-vorm geschreven zijn.  

Slide 33 - Tekstslide

Stap 5: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
BV. Op school, bij het personage thuis. Maak hier een tekening bij.


Slide 34 - Tekstslide

Ruimte
De plaats/plek/locatie waar een verhaal zich afspeelt. 
Bijvoorbeeld buiten of binnen, in een bepaald land, in een stad of een bos, op een school of bij iemand thuis. Ook kamers zijn pleinen zijn ruimtes. 

Slide 35 - Tekstslide

Stap 6: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af?
BV. In de 21e eeuw, in de oorlog, in de toekomst. Vertel ook waarom je dat denkt.



Slide 36 - Tekstslide

Tijd
De tijd waarin een verhaal zich afspeelt. Bijv. het jaar, een bepaald seizoen, een zomervakantie of een heel leven van iemand. 
Historische verhalen kunnen zich bijvoorbeeld afspelen in de tijd van de Grieken en Romeinen, ridders en monniken, ontdekkers en hervormers, pruiken en revoluties of burgers en stoommachines. 

Slide 37 - Tekstslide

Stap 6: mening
Leg aan de hand van drie beoordelingswoorden uit wat je van het boek vond. ONDERBOUW je mening!
Dus geef met argumenten aan waarom je dit vindt.
Probeer een beetje origineel te zijn.



Slide 38 - Tekstslide

Wat zijn beoordelingswoorden?

Met behulp van beoordelingswoorden kan jij je mening geven over het verhaal en over de personages. Over een verhaal kan je bijv. zeggen dat het meeslepend is of dat het makkelijk leest. Over een personage kan je bijv. zeggen dat hij/zij geheimzinnig of volwassen is.

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeelden beoordelingswoorden
Waardevol - waardeloos - moeilijk - makkelijk - overzichtelijk - onoverzichtelijk - ontroerend - niet ontroerend - mooi - lelijk - sfeervol - sfeerloos - vlot verteld - langdradig- indrukwekkend - niet indrukwekkend- realistisch - onrealistisch- opgewekt - zielig
(hierna volgt nog een lijst met voorbeeldwoorden)

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Stap 7: thema
Waar gaat het boek over?
BV. Liefde, vriendschap, oorlog, pesten, etc. Leg uit waarom je dat denkt!



Slide 42 - Tekstslide

voorbeelden van genres

Slide 43 - Tekstslide

Beoordeling Mindmap

Slide 44 - Tekstslide

Einde fictie periode 2
Lever je boekopdracht in.
De toetsdatum (inleverdatum) wordt in Magister gezet.

Slide 45 - Tekstslide