Herhaling-chapter 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Chapter 4: In the City

Herhalen vocabulary, meervoud

Future tense

Doel van de les:

1. De leerling is staat om nieuwe grammatica toe te eigenen en dit in opdrachten toe te passen.

Today?

_Vocabulary

_ Grammatica opdrachten 

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Kies uit:

building - purchase - entrance

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? Kies uit:
single ticket - return ticket - experience

Wat betekent:
(to) spend

Next?

Op de volgende pagina staat er een uitleg over meervoudsvormen en hoe je deze binnen een opdracht gebruikt.

Good luck!

brush

fish

foot

fork

knife

story

tomato

add -es

add -es

add -s

add -ies

add -ves

change the word

word stays the same

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. brush
2. brushes
3. brushs

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. fishs
2. fish
3. fishes

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. foot
2. foots
3. footshes
4. feet

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. forks
2. fork
3. forkses
4. spork

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. knifes
2. knives
3. knive
4. kniveses

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. stories
2. storys
3. storses
4. story

Wat is de juiste meervouds vorm?

1. tomato
2. tomatoe
3. tomatos
4. tomatoes

wolf

Future

If you want to express something that is going to happen in the future, (iets gaat gebeuren in de toekomst) you can use different ways to express future tense.

- present simple

- to be going to 

- will 

present simple

iets verloopt volgens een schema of rooster: werkwoord of werkwoord + s (shit-regel)

I, you, we, they: werkwoord

he, she, it: werkwoord + s

present simple

iets verloopt volgens een schema of rooster: ww of ww+s

Example: The shop opens at 08:00 am.

Example 2: The trains arrive at 10:00 am.

                                      Present simple.

to be going to

Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to be going to'.

Am / are / is + going to

I am going to

you are going to

he/she/it is going to

we are going to

they are going to

to be going to

Als iets zeker gaat gebeuren, dan gebruik je: 'to be going to'.

Example: I am going to visit my grandmother this Friday.

Example 2: We are going to work on Saturday.

                                      

Stappenplan future

Loopt het volgens een vast schema of rooster?

ja? -> present simple

werkwoord of werkwoord +s

nee? -> to be going to

(am / are / is + going to)

Sorry, I have no time, because I (prepare) a presentation.

1. prepare
2. going preparing
3. prepares
4. am going to prepare

Future tense / Toekomende tijd met will

(iets aanbieden, beloven, aankondigen, voorspelling)

• Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. In het Nederlands gebruik je vaak zal of zullen:
  
• Grammaticaregel: will + hele werkwoord

Bijvoorbeeld:

• In the future people will travel to the moon by shuttle bus. (Voorspelling)
• I will call you right back, I promise. (Beloven)
• I will help you with your homework. (Iets aanbieden)
• I will reach home at 9 pm. (aankondigen)

Future tense: will
Write sentences using the clues:
come/your/ party/ next weekend)

Betty: Did you get the tickets?

Miranda: Yes! Sure did. Although I could only get tickets all the way up
on the (1) ........... . 

Betty: That’s alright. I’m sure the concert is going to be
(2)............... I can’t wait!   

Miranda: I can’t wait to see them (3) ................ either. I hear they are great on stage. Are you going to wear the new dress you bought yesterday? 

Betty: Yes, (4)....................... ! Shall we meet at the
(5) ...................... of the concert hall?  

Miranda: Sounds good. See you there! 

1

2

3

4

5

agree

balcony

definitely

entrance

excellent

indoor

perform