Fictie herhalen 1.1 en lezen 1.3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herhalen h1.1 en h1.3

2HV sept

2021

Lesplanning

Herhalen fictie 1.1

Herhalen lezen 1.3

lesdoelen:

- ik herken verschillende perspectieven.

- Ik kan een moreel, realistisch en emotief argument herkennen.

- Ik herken de 4 tekstdoelen

- Ik ken de vier leesstrategieen.

- Ik kan verschillende tekstverbanden benoemen. 

- Ik kan de hoofdgedachte benoemen en de titel verklaren.

‘Wat mij betreft kon het echt niet hoe de twee hoofdpersonen met elkaar omgingen en de keuzes die zij uiteindelijk maakten. Daarmee maakten ze eigenlijk alles en iedereen om hen heen kapot.’

1. moreel argument
2. emotief argument
3. realistisch argument

‘Ik kon me eigenlijk helemaal niks voorstellen bij de blijdschap die bij de hoofdpersonen ontstond. Eigenlijk was er niks om vrolijk over te zijn.’

1. moreel argument
2. emotief argument
3. realistisch argument

‘Ik vond de hoofdpersoon uit dit boek helemaal niet overkomen als een echt persoon. Eigenlijk had hij maar één karaktereigenschap; hij was heldhaftig.’

1. moreel argument
2. emotief argument
3. realistisch argument

1. amuserende tekst
2. activerende tekst
3. informerende tekst
4. overtuigende tekst

1. amuserende tekst
2. activerende tekst
3. informerende tekst
4. overtuigende tekst

1. amuserende tekst
2. activerende tekst
3. informerende tekst
4. overtuigende tekst

1. activeren
2. amuseren
3. informeren
4. overtuigen

verkennend lezen 

studerend lezen

zoekend lezen

nauwkeurig lezen

Je hebt een vraag en kijkt naar het antwoord op die vraag

Lees de titel en de eerste en de laatste alinea.

Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden.

Let op de informatie in de inleiding en het slot.

Vraag je af wat het belangrijkst is wat over het onderwerp wordt gezegd.

Controleer of je de tekst kent: laat je overhoren of probeer de inhoud na te vertellen.

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea

1. juist
2. onjuist

Tekstverband: samenvattend

1. want
2. echter
3. al met al
4. zoals

Signaalwoord ’bijvoorbeeld’ verwijst naar het tekstverband:

1. Samenvattend tekstverband
2. uitleggend tekstverband
3. Tegenstellend tekstverband
4. Opsommend tekstverband

Tekstverband? Hij is om te beginnen de aardigste jongen van de klas.

1. opsomming
2. conclusie
3. tegenstelling
4. tijdsvolgorde

opsommend signaalwoord

tegenstellend signaalwoord

tijdsvolgorde 

vergelijkend tekstverband

daarnaast

bovendien

eerst

daarentegen

echter

toch

toen

zoals

net als

titel --> 

hoofdgedachte vaak in de inleiding -->

<-- hoofdgedachte of in het slot 

onderwerp=

een of een paar woorden (geen zin!)

hoofdgedachte = 

het belangrijkste wat er over de tekst wordt gezegd, in 1 zin. 

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

1. Alle hoofdzaken op een rij
2. Alle hoofd- en bijzaken op een rij
3. De samenvatting van een tekst
4. Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?

1. In het middenstuk
2. In de samenvatting
3. In de inleiding of in het slot
4. Dat kun je nooit weten

Boven bijna iedere tekst staat een titel. De titel...

1. vertelt kort waar de hele tekst over gaat.
2. staat in de tekst.
3. is kleiner dan de rest van de tekst.
4. behandelt een klein stukje van het onderwerp.

Hoe ziet de hoofdgedachte van een betoog eruit?

1. Als een feit
2. Paar steekwoorden
3. Als een mening
4. Maakt niet uit

Wat is de functie van de titel?

1. duidelijk maken waar de tekst over gaat
2. aandacht trekken
3. amuseren
4. overtuigen

En dan nu:

Oefen leesvaardigheid met de volgende oefeningen wanneer je de opdrachten nog niet had gemaakt:

maak opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 10, 11 en 12 uit Talent 1.3 

Verder: leren en/of lezen!