Les 3 Zuur en base reactie

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Kennen en kunnen
  • Wat is een zuur/base reactie
  • Wat is een titratie
  • Rekenen met een titratie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Zuur en Base reactie

Een zuur/base reactie is een reactie tussen een zuur en een base.

Je moet dus een zuur en een base hebben voor deze reactie.

Slide 4 - Tekstslide

Leren !

Een zuur is een stof die opgelost in water H+ ionen afsplitst.


Er zijn een paar zuren die je moet kennen:

Zoutzuur, de oplossing van waterstofchloride (H+ en Cl-)

Zwavelzuur, de oplossing van waterstofsulfaat (2H+ en SO42- )

Salpeterzuur, de oplossing van waterstofnitraat (H+ en NO3- )

Alle zuren bevatten H+ ionen!!

Slide 5 - Tekstslide

Leren !

Een base is een stof die waterstofionen kan opnemen.

Er zijn drie groepen zouten die basisch zijn:

  • Alle Hydroxide (een zout met OH- )
  • Alle Oxides (een zout met O2- )
  • Alle carbonaten (een zout met CO32- )

Daarnaast is ammoniak ook een base (NH3)

Slide 6 - Tekstslide

Zuur/base reactie

Bij een zuur/base reactie reageert het zuurion (waterstofion) van het zuur met het negatieve ion van de base.

Er ontstaan neutrale stoffen (water en soms koolstof-di-oxide).

Daarom heet een zuur/base reactie een neutralisatie reactie

Slide 7 - Tekstslide

Zuur/Base reactie de vergelijking

Ga op zoek naar het zuur en noteer hiervan alleen het zuurion voor de pijl.

Het zuur-ion is altijd de H+


Ga opzoek naar de base (--hydroxide, --oxide, --carbonaat of ammoniak)

Noteer het ion (of ammoniak) ook voor de pijl



Slide 8 - Tekstslide

Mierenzuur reageert met natriumoxide. Leg uit of dit wel of geen zuurbase reactie is

Slide 9 - Open vraag

citroenzuur reageert met kaliumnitraat. Leg uit of dit wel of geen zuur/base reactie is

Slide 10 - Open vraag

kalk is calciumcarbonaat. Als je kalk weg laat halen met schoonmaakazijn spreek je dan van een neutralisatie reactie?

Slide 11 - Open vraag

Zoutzuur reageert met magnesium. Hierdoor verdwijnt het zuur. Leg uit of err hier spraken van een neutralisatie reactie is ?

Slide 12 - Open vraag

Zuur/base reactie, de reactievergelijking (vervolg)

Er zijn 4 verschillende base en dus ook 4 verschillende zuur/base reacties.

-1-   Zuur met Hydroxide

H+(aq)  +  OH- (aq) --> H2O


-2- Zuur met een oxide

2H+(aq)  +  O2- (aq) --> H2O


Slide 13 - Tekstslide

Zuur/base reactie, de reactievergelijking (vervolg)

-3-   Zuur met Carbonaat

2H+(aq)  +  CO32- (aq) --> H2O + CO2


-4- Zuur met ammonia (oplossing van ammoniak)

H+(aq)  +  NH3 (aq) --> NH4+

Het ion dat nu ontstaat heet het ammonium ion.



Slide 14 - Tekstslide

Noteer de reactievergelijking van de reactie van mierenzuur met natriumoxide

Slide 15 - Open vraag

Noteer de reactievergelijking van de reactie van zoutzuur met kalk

Slide 16 - Open vraag

Titratie
Een titratie is een analyse methode waarmee je de concentratie van een onbekend zuur kan berekenen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Titratie

Bij de titratie heb je twee meetinstrumenten.

  • De pipet.
  • De buret.


Met de pipet vul je de erlenmeyer met het zuur. In de pipet past een precies volume (1,00 ml, 5,00 ml, 10,00 ml, of 25,00 ml)

In de erlenmeyer wordt ook wat indicator gedaan, meestal fenolftaleïne. (Zoek op in je BINAS.)

Slide 19 - Tekstslide

Titratie

In de buret wordt een base gedaan (meestal natriumhydroxide = natronloog)

Van deze base is bekend met hoeveel mg zuur het kan reageren.


Met de buret wordt bepaald hoeveel ml base er nodig is.

(eindstand - beginstand = volume base)

Slide 20 - Tekstslide

Titratie

Tijdens de titratie druppel je base bij het zuur totdat de indicator omslaat.

Daarna lees je de buret weer af, je gebruikt altijd 2 cijfers achter de komma!

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld

Bij een titratie wordt gebruik gemaakt van een base, waarvan bekend is dat 25,00 ml van deze base reageert met 2 mg citroenzuur.

Ik wil berekenen hoeveel mg citroenzuur in een onbekende oplossing is opgelost per liter.


Bij de titratie gebruiken we 10,00 ml zuur.

De beginstand van de buret is 7,45 ml en de eindstand is 23,87 ml

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld Stap 1

Bereken van de hoeveel base die nodig was.

Bij de buret wordt aangegeven hoeveel ml er gebruikt is (het verschil tussen de begin- en de eindstand).


Er is 23,87 - 7,45 = 16,42 ml base gebruikt.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld Stap 2

We rekenen de verhouding uit om uit te rekenen hoeveel mg citroenzuur er in 10,00 ml van het zuur zit (Hoeveelheid van de pipet)


25,00 ml base reageert met  2 mg citroenzuur

1,00 ml base reageert met (2 : 25) = 0,08 mg citroenzuur

16,42 ml base (titratie) reageert met (0,08 x 16,42 =) 1,3136 mg citroenzuur


Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld stap 3

Er zat dus 1,3136 mg citroenzuur in 10,00 ml van de oplossing.


De concentratie wordt weergegeven in gram per liter.

1,3136 mg per 10 ml = 13,136 mg per 100 ml = 131,36 mg per 1000 ml


1000 ml = 1 liter

131,36 mg = 13,136 cg = 1,3136 dg = 0,13136 g

Antwoord met 2 cijfers achter de komma = 0,13 g per liter

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de naam van H2SO4
A
zwavelzuur
B
zoutzuur
C
salpeterzuur
D
azijnzuur

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de naam van HNO3
A
zwavelzuur
B
zoutzuur
C
salpeterzuur
D
azijnzuur

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de naam van de oplossing van waterstofchloride
A
zwavelzuur
B
zoutzuur
C
salpeterzuur
D
azijnzuur

Slide 28 - Quizvraag

Is natronloog een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 29 - Quizvraag

Is kalkwater een zuur of een base (zoek op in BINAS wat kalkwater is)
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 30 - Quizvraag

Is azijn een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 31 - Quizvraag

Is Natriumfosfaat een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 32 - Quizvraag

Is Ammonia een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de kenmerkende groep van een hydroxide?
A
O 2-
B
CO3 2-
C
OH -
D
NO3 -

Slide 34 - Quizvraag

12,00 ml natronloog reageert met 0,8 mg Azijnzuur.
Bij een titratie wordt deze natronloog gebruikt om Azijn met een onbekende concentratie te neutraliseren. De beginstand was 2,13 ml de eindstand was 38,52 ml.
Bereken hoeveel mg Azijnzuur was opgelost.
A
0,96 mg
B
0,12 mg
C
15,00 mg
D
2,43 mg

Slide 35 - Quizvraag

Bij een titratie wordt bepaald hoeveel mg mierenzuur er in een oplossing zit. Er wordt een base gebruikt waarvan bekend is dat 10,00 ml reageert met 0,34 mg mierenzuur.
De beginstand van de titratie is 12,12 ml en de eindstand is 36,26ml
Bereken hoeveel mg mierenzuur er in 1 liter van de oplossing zit.

Slide 36 - Open vraag

Kennen en kunnen
  • Je weet nu wat een zuur/base reactie is
  • Je weet nu wat een titratie is
  • Je kunt rekenen met een titratie

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk

Bekijk de filmpjes die hierna staan

Probeer de vragen zelf ook te maken.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video