Paragraaf 1.1 - Een nieuw vak

1.1 Een nieuw vak
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
T.vandermade@twentscarmelcollege.nlVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

1.1 Een nieuw vak

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1.1.1 Je kunt beschrijven waar de vakken nask en biologie over gaan.
1.1.2 Je kunt het verschil benoemen tussen een stof en een materiaal.
1.1.3 Je kunt met voorbeelden het verschil tussen natuurkunde en scheikunde uitleggen.


Slide 2 - Tekstslide

Introductie
Dit nieuwe vak heet nask. Nask staat voor NAtuurkunde en ScheiKunde. Bij natuurkunde en scheikunde kijk je naar de wereld om je heen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat om je heen gebeurt

Nask staat voor natuurkunde en scheikunde. 
Het vak nask gaat over dingen die om je heen gebeuren. Bijvoorbeeld:
• bliksem tijdens onweer (afbeelding 1);
• bellen met een mobieltje (afbeelding 2);
• water koken;
• een fietsband oppompen;
• geluid dat uit je oortjes komt;
• een spijker die roest (afbeelding 3).
Al deze dingen hebben te maken met natuurkunde en scheikunde.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Natuur


Bliksem, stoffen, water, licht en geluid komen voor in de natuur. Het zijn natuurverschijnselen, dingen die gebeuren in de natuur. Bij nask leer je hoe deze natuurverschijnselen werken.


Ook het vak biologie gaat over de natuur. Maar biologie gaat over de levende natuur, dus over mensen, dieren en planten. Natuurkunde en scheikunde gaan over de niet-levende natuur.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn natuurverschijnselen?

Slide 7 - Open vraag

Nask gaat over de......................
A
levende
B
niet-levende natuur

Slide 8 - Quizvraag

Stoffen en materialen

Water, hout en steen zijn stoffen uit de natuur. Stof betekent: waarvan het gemaakt is. Soms kun je van een stof een product maken, bijvoorbeeld:

• Van hout kun je een tafel maken.
• Van steen kun je een muur maken.

Hout en steen noem je daarom materialen. Een materiaal wordt door de mens gebruikt om er een product van te maken. Van water kun je geen product maken, dus water is geen materiaal. Water is wel een stof.

Slide 9 - Tekstslide

Stoffen veranderen


Water ken je als een vloeistof. In nat wasgoed zit water. Als je de was te drogen hangt, dan verandert het water in waterdamp. Waterdamp kun je niet zien. Als het vriest, dan verandert water in ijs (afbeelding 4). Water kan dus veranderen in waterdamp of in ijs. Waterdamp en ijs zijn allebei water, maar in een andere toestand. Van waterdamp en ijs kun je weer water maken.

Stoffen kunnen ook op een andere manier veranderen. Als hout verbrandt, dan verandert het in houtskool, as en rook (afbeelding 5). Van houtskool, as en rook kun je geen hout meer maken. Het hout is voor altijd veranderd in andere stoffen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Een stof kan dus op twee manieren veranderen:
• De stof verandert van toestand. Bijvoorbeeld: water bevriest en wordt ijs. De stof kan ook weer veranderen in de oorspronkelijke toestand: als je ijs verwarmt, krijg je weer water. Dit hoort bij natuurkunde.

• De stof verandert in een andere stof. Bijvoorbeeld: hout wordt as. Van as kun je geen hout meer maken (de oorspronkelijke toestand). De stof hout is een andere stof geworden. Dit hoort bij scheikunde.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit of hout ook een stof is.

Slide 13 - Open vraag

Een stof verandert van toestand.
Dat hoort bij?
A
biologie
B
natuurkunde
C
scheikunde

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk vak hoort het verschijnsel een bloeiende bloem?
A
biologie
B
natuurkunde

Slide 15 - Quizvraag

Opdrachten
Wat: lees paragraaf 1.1 
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 11 van paragraaf 1.1 & Test jezelf
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: 50 minuten lang
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 16 - Tekstslide