In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets H4 - Lucht
Slide 1 - Tekstslide
Voor hoeveel % bestaat lucht uit stikstof?
A
78%
B
21%
C
1%
D
50%
Slide 2 - Quizvraag
Bij verbranding komen er een aantal gassen vrij. Welke gassen zijn dit?
A
Koolstofdioxide en zuurstof
B
Zuurstof en aardgas
C
Koolstofdioxide en waterdamp
D
Zuurstof en waterdamp
Slide 3 - Quizvraag
Hoe noem je een ruimte waarin zich geen lucht bevindt?
A
Atmosfeer
B
Vacuüm
C
Ozonlaag
D
Luchtloos
Slide 4 - Quizvraag
Waarom moeten bergbeklimmers een fles zuurstof meenemen als ze een hoge berg gaan beklimmen?
Slide 5 - Open vraag
Leg in eigen woorden uit wat luchtdruk is.
Slide 6 - Open vraag
Met welk apparaat meet je de luchtdruk?
A
Manometer
B
Barometer
C
Tasimeter
D
Geigerteller
Slide 7 - Quizvraag
Op het bekerglas zit een ballon gespannen. Op de ballon ligt een rietje. Leg uit wat er gebeurt, met het rietje, als de luchtdruk afneemt en of hij dus naar beneden of naar boven zal wijzen.
Slide 8 - Open vraag
Wat gebeurt er met een zakje chips als je deze meeneemt naar het berg beklimmen?
A
Deze zal bol gaan staan door een hogere luchtdruk
B
Deze zal kleiner worden door een hogere luchtdruk
C
Deze zal bol gaan staan door een lagere luchtdruk
D
Deze zal kleiner worden door een lagere luchtdruk
Slide 9 - Quizvraag
Met een barometer meet je:
A
De luchtdruk
B
De luchtdruk in een afgesloten ruimte
C
Of er sprake is van een hogedrukgebied of lagedrukgebied
D
De temperatuur
Slide 10 - Quizvraag
Als een band 'leeg' is, is er dan sprake van een vacuüm? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open vraag
Als mijn volume drie keer zo klein wordt, hoe veranderd dan de druk?
A
Die wordt ook drie keer kleiner
B
Die wordt 3 keer groter
C
Die neemt met 3 bar toe
D
Die neemt met 3 bar af
Slide 12 - Quizvraag
Je gaat een gas met een volume van 50L samenpersen in een ruimte van 2,5L. De begindruk is 4 bar. Hoe groot is de druk na het samenpersen?
A
80 bar
B
0,2 bar
C
24 bar
D
-16 bar
Slide 13 - Quizvraag
Waarom komt het dat, als het waait, je het kouder hebt dan als het windstil is?
Slide 14 - Open vraag
De spreeuw van hiernaast heeft lekker donzige veren om warm te blijven. Hoe zorgen deze veren ervoor dat hij warm blijft?