rekentips vakantie

rekentips vakantie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

rekentips vakantie

Slide 1 - Tekstslide

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   mbo 2

auteur   MB
datum   augustus 2023

Slide 2 - Tekstslide

rekenoefentip 1
Pak thuis drie flessen of pakken van verschillende grootte.
Noteer de maten.
Reken de maten om naar liter, centiliter en milliliter.
Natuurlijk mag je de rekenkaart en rekenmachine gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

litermaten omrekenen, bijvoorbeeld:
1 liter = 100 centiliter = 1000 milliliter

0,5 liter = 50 centiliter = 500 milliliter

0,25 liter = 25 centiliter = 250 milliliter

0,33 liter = 33 centiliter = 330 milliliter

Slide 4 - Tekstslide

rekenoefentip 2
Hoeveel heb je de laatste keer betaald in de supermarkt? Wat zou je betaald hebben als je 15% korting had gekregen?
Gebruik de formule voor het uitrekenen van procenten.
Let op: wel betalen en niet betalen (=korting).

Slide 5 - Tekstslide

rekenoefentip 2, een uitwerking
eindbedrag   € 15,89 

korting
15 % van € 15,89 = 15,89 : 100 x 15 = 2,3835

betalen
eindbedrag - korting = betalen
€ 15,89 - 2,3835 = € 13,5065 afgerond € 13,51

Slide 6 - Tekstslide

rekenoefentip 3
Kijk vijf minuten uit het raam. Hoeveel mensen komen er langs? 
a.   Halveer dit aantal (= deel door 2).
Rond af op een heel getal. Een heel getal heeft geen komma.
b.   Deel het aantal passanten (= mensen die langskomen) 
door 3. Rond af op een heel getal.

Slide 7 - Tekstslide

rekenoefentip 3, een uitwerking
In vijf minuten zie ik 7 passanten.

a. halveren    7:2 = 3,5 afgerond wordt dat 4 personen

b. een derde  7:3= 2,3333 afgerond wordt dat 2 personen

Slide 8 - Tekstslide

rekenoefentip 4
Op verpakkingen van voedsel staan de voedingswaarden van het product, meestal per 100 gram of per milliliter. Maar het totaal is vaak niet 100. 
a. Tel de grammen met voedingswaarden op van deze appelmoes.
b. Hoeveel kom je te kort?
Welk ingrediënt maakt de 100 compleet, denk je?

Slide 9 - Tekstslide

rekenoefentip 4, uitwerking
a. Voedingswaarde per 100 g 

energie     52 kcal/220kJ
vetten                 0 g
koolhydraten      12 g
waarvan suikers 10 g
eiwitten               0,2 g
zout                    0    9
opgeteld             12,2 g      100 g - 12,2 g = 87,8 g
b. De rest wordt aangevuld door 'water'.

Slide 10 - Tekstslide

rekenoefentip 5
In Nederland betaal je bij alles wat je koopt belasting: BTW. Er zijn twee tarieven. 21% voor de meeste artikelen, en een lager percentage voor voedsel.
Reken uit wat dit lager percentage is op deze kassabon. Daarvoor moet je eerst het BTW-bedrag aftrekken van het totaalbedrag. Daarna kun je de formule gebruiken.
percentage = deel : geheel x 100
bedrag totaal € 27,20
BTW laag       €   2,25


Slide 11 - Tekstslide

rekenoefentip 5, de uitwerking
totaalbedrag € 27,20
BTW laag      €   2,25  -
excl. BTW      € 24,95

percentage = deel : geheel x 100
                    2,25 : 24,95 x 100 = 9,01 %   

afgerond op een heel getal   9%

Slide 12 - Tekstslide

rekenoefentip 6
Een oude cliënt heeft ondergewicht. Ze moet dus meer eten van de diëtiste. Ze vertelt jou trots dat ze in 4 weken wel 7 ons is aangekomen. Hoeveel gram is dat gemiddeld per week?

Slide 13 - Tekstslide

rekenoefentip 6, de uitwerking
7 ons erbij in 4 weken
per week = in 1 week
1 ons = 100 gram



Dat is gemiddeld 175 gram per week.
gewicht
700 g
175 g
week
4 weken
1 week

Slide 14 - Tekstslide

rekenoefentip 7
Kinderopvang 'De boshut' is op werkdagen open 
van half acht 's ochtends tot 17:15 uur.
a. Hoeveel uur + hoeveel minuten is dat per week?
b. Als een leidster 15 uur per week wil werken, kan zij dan twee hele dagen werken?

Slide 15 - Tekstslide

rekenoefentip 7
op werkdagen open van 07:30 uur tot 17:15 uur

a. Dat is 9 uur en 45 minuten per dag. Er zijn 5 werkdagen.
(5 x 9 uur = 45 uur)  + (5 x 45 minuten = 225 minuten)
225 minuten = (3 x60 = 180 minuten = 3 uur) + 45 minuten
45 + 3 uur = 48 uur en 45 minuten open per week
b. nee, want 2 hele dagen is 18 uur + 90 min = 19 uur+30 min
Dat is meer dan 15 uur.

Slide 16 - Tekstslide

rekenoefentip 8
Een treinreis met 40% korting kost € 17,76 . Dat betekent dat je 60% betaalt.
Wat is het verschil met het volle tarief?

Slide 17 - Tekstslide

rekenoefentip 8, de uitwerking
l



controle
29,60 : 100 x 60 = 17,76
29,60 : 100 x 40 = 11,84 +
                             29,60
korting
40%
betalen
60%
€ 17,76
1%  € 17,76 : 60 = € 0,296
totaal
100%
100%   € 0,296 x 100 = € 29,60

Slide 18 - Tekstslide

rekenoefentip 9
Mieke leest een dik boek van 900 bladzijdes. Ze heeft nu 2/3 gelezen. Op welke bladzijde is zij?

Slide 19 - Tekstslide

rekenoefentip 9, de uitwerking
900 bladzijdes
1/3 = delen door 3 x 1
1/3 van 900 bladzijdes = 900 : 3 x 1 = 300 bladzijdes

2/3 = delen door 3 x 2
2/3 van 900 bladzijdes = 900 : 3 x 2 = 600 bladzijdes

Mieke heeft 2/3 van het boek uit. Ze is nu (ongeveer) op p. 600.

Slide 20 - Tekstslide