brugklasplan herhaling hoofdletters

Brugklasplan
herhaling hoofdletters
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Brugklasplan
herhaling hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet wanneer je hoofdletters moet gebruiken
Je weet bij welke woorden je geen hoofdletters gebruikt

Je kunt de regels voor hoofdletters goed toepassen als je zelf schrijft.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel voor deze les


Hoofdletters

  • Ik kan de regels voor hoofdletters juist toepassen in een tekst.



 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters
Wanneer gebruik je hoofdletters en wanneer niet??

Eerst een paar vragen om er weer in te komen!

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
dhr. van Leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet altijd met een hoofdletter?
A
werkwoorden en namen
B
werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
C
namen van mensen/dieren
D
aan het eind van de zin

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 11 - Quizvraag

Een uitlegfilmpje

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin
Je schrijft namen altijd met een hoofdletter. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletters
-Elke zin begint met een hoofdletter.
Ik ga met Sophie naar Parijs. 


Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletter - feestdagen
Namen van feestdagen, (religieuze) feesten en gedenkdagen krijgen  een hoofdletter.

  • Kerstmis
  • Hemelvaartsdag
  • Vaderdag
  • Suikerfeest

Slide 17 - Tekstslide

Geen hoofdletters
Let op: Namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen GEEN hoofdletter.

dinsdag
februari
lente
noordoosten

Slide 18 - Tekstslide

Aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • De Franse Fransman spreekt Frans
  • Limburgs dialect

Slide 19 - Tekstslide

Hoofdletters overzicht
Aan het begin van een zin
Morgen proberen we het nog een keer!
De docent vroeg: 'Wie wil het als eerste proberen?'
Voor eigennamen van:
* personen
* merken
* straten

Dennis, meneer Smit, Salinero
Nike, Coca Cola
de Kalverstraat
Voor aardrijkskundige namen van:
* werelddelen, landen en steden
* bergen, zeeën, rivieren, streken
* talen

Europa, Europese, Engeland, Engelse, Utrecht
Alpen, Noordzee, Maas, Twente
het Afrikaans, een Franse zin
Voor feestdagen
Kerstmis, Koningsdag, Hemelvaart, Suikerfeest

Slide 20 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Brabant
B
noord-brabant
C
Noord-brabant
D
noord-Brabant

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Italiaanse pizza
B
italiaanse pizza
C
Italianse pizza
D
Italiaanse Pizza

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan
C
AMSTELLAAN
D
Amstel Laan

Slide 25 - Quizvraag

De plaatsnaam zet je in
A
kleine letters
B
hoofdletters
C
alleen eerste letter hoofdletter

Slide 26 - Quizvraag

Hoe schrijf je de naam van de maand?
A
Eerste letter met een hoofdletter
B
Helemaal in kleine letters
C
Eerste en laatste letter met een hoofdletter
D
Helemaal in hoofdletters

Slide 27 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?


A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 28 - Quizvraag

Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie.
B
Hallo pap, je bent op vakantie
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie

Slide 29 - Quizvraag

Welke is goed?
(niet aan het begin van de zin)
A
Mevrouw De Boer
B
mevrouw De Boer
C
mevrouw De Boer
D
mevrouw de boer

Slide 30 - Quizvraag

Vragen?

Slide 31 - Tekstslide

Heb je het leerdoel behaald?


Jij weet nu wanneer je hoofdletters moet schrijven én wanneer niet!

Slide 32 - Tekstslide

Heb jij het leerdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll