Thema 7 Uitscheiding H.20

Thema 7 Uitscheiding







Hoofdstuk 20 Nieren en urinewegen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 Uitscheiding







Hoofdstuk 20 Nieren en urinewegen

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de presentatie.


Deel 1.

  • Nieren
  • Ligging van de nieren
  • Bouw van de nier


Deel 2

  • Functionele niereenheden



Deel 3

  • Doorbloeding van de nier
  • Urine


Deel 4

Urinewegen


Slide 2 - Tekstslide

Nieren

Slide 3 - Woordweb

Nieren (renes)

Taak van de nieren:

  • Afvalstoffen verwijderen uit het bloed.
  • Juiste samenstelling van het bloed controleren en zo nodig aanpassen.


Vier componenten die worden uitgescheiden:

Water

Zouten

Zure en basische stoffen

Afvalstoffen en overtollige stoffen afkomstig van de stofwisseling


Slide 4 - Tekstslide

Ligging van de nieren
  • Hoog in de buikholte.
  • Tegen achterste buikwand.
  • Achter het buikvlies.
  • Weerszijden van wervelkolom 1 nier.
  • Holle kant naar elkaar toe.
  • Nieren zijn buikorganen.
  • Worden beschermd door de borstkas.
  • Linker nier ligt tegen middenrif aan, rechter nier ligt iets lager.

Slide 5 - Tekstslide

Plaatje boek blz. 238

Nierpoort (nierhilus): centrum van de holle zijde

Bijnier (glandula suprarenalis): hormoonklier die bovenop elke nier ligt.

Steunvet (perirenaal vet): bijnier en nier zijn omgeven door dit steunvet.

Bindweefselmantel (fascia renalis): ligt rondom het steunvet.

Slide 6 - Tekstslide

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors (cortex renalis)
  • Niermerg (medulla renalis)
  • Nierbekken (pyelum)

Slide 7 - Tekstslide

Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Circulatiestelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 8 - Quizvraag

De Latijnse naam voor nieren is:
A
Renine
B
Renes
C
Pyelum
D
Renalis

Slide 9 - Quizvraag

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de onderdelen van de nier van buiten naar binnen.
A
Nierkapsel, niermerg, nierschors, nierbekken
B
Nierkapsel, nierschors, nierbekken, niermerg
C
Nierkapsel, nierbekken, nierschors, niermerg
D
Nierkapsel, nierschors, niermerg, nierbekken

Slide 11 - Quizvraag

Functionele niereenheden

Elke nier heeft ruim 1 miljoen functionele eenheden.

Dit zijn microscopisch kleine structuren in de nierschors.

Hier begint de filtering van het bloed.


Delen van de functionele niereenheid (nefron) zijn:

Kapsel van Bouwman      Lis van Henle

Glomerulus                           Distale tubulus

Proximale tubulus             Verzamelbuis

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen die je moet kennen

Kapsel van Bowman                                       

Glomerulus                                                          

Aanvoerend bloedvat (vas afferens)

Afvoerend bloedvat (vas efferens)

Lichaampje van Malpighi

Gekronkeld buisje van de eerste orde (proximale tubulus contortus)

Lis van Henle

Gekronkeld buisje van de tweede orde (distale tubulus contortus)

Juxtaglomerulaire cellen

Verzamelbuis



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Noem de delen van de functionele niereenheid

Slide 16 - Open vraag

Doorbloeding van de nier

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Via de nierslagader stroomt het bloed binnen.

Nierslagaders vertakt zich in kleine slagaders.

Kleine slagaders lopen naar boven tussen de mergpiramiden en heten interlobaire slagaders.

Aftakkingen hiervan lopen in een boog over de basis van de mergpiramiden en worden de boogaders genoemd.

Deze vertakken steeds verder tot ze uiteindelijk de glomeruli en de haarvatennetwerken rond de nierbuisjes vormen.


Slide 17 - Tekstslide

De venulen en de aders die het bloed uit de nieren afvoeren, verlopen parallel aan de arteriolen en slagaders.

Ter hoogte van de nierpoort verenigen zich een aantal aders tot de nierader.

Nierader = wijd bloedvat dat rechtstreeks uitmondt in de onderste holle ader.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Urine

De vorming van urine wordt diurese genoemd.


De diurese begint in het lichaampje van Malpighi.

Onder invloed van de bloeddruk wordt een deel van het bloed uit de glomerulus in de holte van het kapsel van Bow man geperst.

Het bloed wordt hierbij gefilterd.

Dit proces heet ultrafiltratie.

Het vocht dat in de kapselholte terechtkomt heet voorurine.

Voorurine bevat bloedvloeistof zonder de grote bloedeiwitten, bloedcellen en bloedplaatjes.

Slide 20 - Tekstslide

De voornaamste bestanddelen van voorurine zijn:

  • Water
  • Glucose
  • Aminozuren
  • Zouten in oplossing
  • Afvalstoffen

Slide 21 - Tekstslide

De ultrafiltratie in de lichaampjes van Malpighi gebeurt niet selectief.

Alles wat door de wand heen kan, komt in de voorurine terecht.

In voorurine zitten stoffen die het lichaam kan gebruiken, zoals aminozuren en glucose en het bevat veel water.

Bruikbare stoffen worden in de rest van de functionele eenheid weer in het bloed opgenomen.

Dit heet reabsorptie.

Reabsorptie gebeurt in de gekronkelde buisjes, lis van Henle en voor een deel in de verzamelbuis.




Slide 22 - Tekstslide

Na de reabsorptie blijft er maar 1% voorurine over.


Urine sijpelt continu vanuit de verzamelbuizen via de nierpapillen naar de nierkelken.


Gemiddeld produceer je per etmaal 1.5 tot 2 liter urine.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

De diurese hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 25 - Tekstslide

Urine bevat de volgende bestanddelen:

  • Water
  • Zouten
  • Afbraakproducten van eiwitten
  • Uribilline
  • Celresten

Soms zijn de volgende bestanddelen aanwezig:

  • Vitamine C
  • Bepaalde hormonen


Slide 26 - Tekstslide

Urinewegen

Slide 27 - Woordweb

Urinewegen

Urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen in de nierkelken.

Hier beginnen de urinewegen.


De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:

  • Nierkelken
  • Nierbekken
  • Twee urineleiders
  • Urineblaas
  • Plasbuis

Slide 28 - Tekstslide

Nierkelken, nierbekken en urineleider

Nierkelken (calices):

Voeren urine naar het nierbekken.

Nierbekken (pyelum):

Vernauwt zich trechtervormig in de richting van de nierpoort en gaat over in de urineleider.

Urineleider (ureter):

20 tot 30 cm lang en lopen naar de urineblaas (vesica urinae).



 


Slide 29 - Tekstslide

Urineblaas (vesica urinae)

Ligging:

Op de bekkenbodem voor in het bekken, direct achter de symfyse.

Lege urineblaas ligt onder het buikvlies.

Bij gevulde blaas komt voorkant omhoog en ligt de blaas voor het buikvlies.

Slide 30 - Tekstslide

De blaaswand is bekleed met overgangsepitheel.

Als de blaas meer gevuld raakt, worden de epitheelcellen steeds

breder en platter.

Hierdoor blijven ze tegen elkaar aan liggen.

Onder het overgangsepitheel liggen enkele lagen gladde spieren.

Het slijmvlies aan de binnenkant van de lege urineblaas is geplooid, behalve in het driehoekige gebied.


Slide 31 - Tekstslide

Rondom de blaasuitgang liggen twee kringspieren:

Inwendige sluitspier ( musculus sphincter vesicae)

Maakt deel uit van de blaaswand.

Bestaat uit glad spierweefsel.

Staat onder invloed van het vegetatieve zenuwstelsel.

Uitwendige sluitspier (musculus sphincter urethrae)

Is een dwarsgestreepte spier.

Kan onder invloed van je wil worden samengetrokken



Slide 32 - Tekstslide

Plasbuis (urethra)

Via de plasbuis (urethra) kan de urine het lichaam verlaten.

Bij de vrouw:

Urethra is ongeveer 3 cm lang.

Ligt ventraal (aan de buikzijde) van de vagina en mondt uit tussen de kleine schaamlippen.

Bij de man:

Urethra is ongeveer 20 cm lang.

Loopt door de prostaat, dit deel heet pars prostatia.

Komt direct onder bekkenbodem in 1 van de zwellichamen van de penis te liggen.

Slide 33 - Tekstslide

Urinelozing

Ander woord voor urinelozing is mictie.


Mictie gebeurt ongeveer 3 tot 6 keer per etmaal.


Als de blaas ongeveer 300 ml urine bevat worden de rekkingssensoren in de blaaswand geprikkeld.


Mictiedrang: het gevoel dat je moet plassen.

Bij een blaasvulling van 500 ml moet je plassen.

Slide 34 - Tekstslide