Waarnemen A&F hoofdstuk 9

Waarneming 
Anatomie en fysiologie blok 3
2022-2023
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waarneming 
Anatomie en fysiologie blok 3
2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige week
Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen zintuigen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Match de adequate prikkel met het juiste zintuig
druk
zwaarte-
kracht
smaak-
stof
licht
lichte 
aanraking
drukzintuig
gezichts-
zintuig
evenwichts-
zintuig
smaakzintuig
tastzintuig

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een halve liter cola bevat 13,5 klontjes suiker. Een halve liter ketchup 5 klontjes. Welk diagram geeft de impulsfrequentie van de smaakzintuigen bij het drinken van cola weer?
A
Diagram links
B
Diagram rechts

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Prikkel
Receptor
Impuls
Hersenen
Impuls
Effector

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een prikkel onder de drempelwaarde zit van een zintuig, wordt er geen impuls doorgegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adaptatie van een receptor is......
A
Aanpassing aan een adequate prikkel
B
Negeren van een adequate prikkel
C
Gewenning aan een adequate prikkel
D
Pijnonderdrukking van een adequate prikkel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van een mechanische receptor?
A
Tastreceptor
B
Warmtereceptor
C
Gehoorreceptor
D
Evenwichtsreceptor

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen het oog
Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten
Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten
Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bouw van het oog

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het oog van buiten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het oog van buiten

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schematische tekening van het oog

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het hoornvlies is een deel van het 
Het licht wordt opgevangen door het
Het oog krijgt belangrijke stoffen via het 
harde oogvlies
netvlies
vaatvlies

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de middelste laag
van de wand van een oog?
A
Het harde oogvlies
B
Het netvlies
C
Het vaatvlies

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand kijkt chronisch scheel, welke spieren werken niet goed?
A
kringspieren in de iris
B
oogspieren
C
straalsgewijs lopende spieren in de iris
D
Straalvormig lichaam

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ogen beschermen tegen uitdroging is de functie van ..
A
Het vaatvlies
B
De traanklieren
C
Het glasachtig lichaam
D
Het hoornvlies

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor is de iris van
een albino rood?
A
Er zit geen pigment in de iris dus de bloedvaten in de iris zijn goed zichtbaar.
B
Er zit geen pigment in de iris dus je kijk direct tegen het vaatvlies met de bloedvaten.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vroege oog, platworm

Slide 23 - Tekstslide

Platwormen lijken scheel te kijken, twee verzonken komvormige oogvlekken. Lichtreceptoren met waarnemingen die licht uit richting kunnen vaststellen. Het zwarte gedeelte is geen pupil, het is een pigmentlaag. Deze dient om het binnenvallende licht (grijze pijl) na dat het is waargenomen door de lichtreceptoren te absorberen zodat de lichtstralen niet door het lichaam verder kunnen en opnieuw kunnen worden waargenomen door bijv. het andere oog.
Het oog van een nautilus

Slide 24 - Tekstslide

De ontwikkeling van het oog komt neer op het ontstaan van een oogkuiltje die dieper en dieper in het organisme kwam te liggen. 
Nautilus behoort tot de groep: inktvissen. Nautilus heeft geen lens, zeewater kan in en uit het oog door die spleet die zichtbaar is. 
Schematische weergave oog van inktvis
Pijlinktvis

Slide 25 - Tekstslide

Bij de mens kijken de lichtgevoelige cellen in de retina de verkeerde kant op. Ze kijken in de richting van de achterkant van het oog. Als gevolg van deze omkering moet het licht door de zenuwcellen heen die de lichtgevoelige cellen met de oogzenuw verbinden. Hierdoor gaat licht verloren en wordt ook de scherpte enigzins aangetast. Een tweede gevolg hiervan is dat de oogzenuw door de retina heen moet om de informatie naar de hersenen te sturen. Deze plek is de zogenaamde blinde vlek. Hierdoor is er een gebied in het gezichtsveld waar we blind zijn.

De inktvis heeft een oog dat erg veel op het onze lijkt, maar hier zit de retina niet omgeklapt.

Ons oog is gevormd als een uitgroeisel van de hersens, terwijl dat van een octopus gevormd is als een uitstulping van de huid, de ectoderm.
Aan de slag
Lezen blz. 149 t/m 150 (9.2)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot Straks!


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Licht:
Licht valt:

..... door hoornvlies, (pupil), ooglens en glasachtige lichaam

..... op het netvlies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreflex

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij veel licht is de pupil......?
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk onderdeel van het oog regelt de hoeveelheid licht in het oog? 
A
Pupil
B
Iris
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van je oog zorgt ervoor dat je oog vochtig wordt?
A
De wenkbrauw
B
Je wimpers
C
De traanklier
D
Je ooglid

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvorming

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Proefje: Houd je vinger voor je ogen
en kijk naar je vinger.
Kijk daarna ver weg.
Kun je tegelijkertijd dichtbij en
ver weg scherp zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Accomoderen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accomoderen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke oogafwijkingen
ken je?

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bijziend
Veraf niet goed zien door:
  • te lange oogbol: netvlies ligt achter brandpunt
  • ooglenzen die in rusttoestand niet plat genoeg zijn

Corrigeren met negatieve(holle) lens 


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verziend
Dichtbij niet goed zien door:
  • te korte oogbol: netvlies ligt voor brandpunt
  • ooglenzen die in maximaal geaccomodeerde toestand niet bol genoeg zijn

Corrigeren met positieve (bolle) lens

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oogafwijkingen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichtbreking lenzen

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lichtbreking door lenzen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is constant in het oog?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand
D
afstand lens en hoornvlies

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de kringspieren in het straalvormig lichaam zich samentrekken, wordt de lens boller.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het probleem als je bijziend bent?
A
lens wordt niet plat genoeg
B
lens wordt niet bol genoeg
C
brandpunt ligt voor het netvlies
D
je kunt dichtbij niet goed zien

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor lens heb je nodig als je bijziend bent?
A
negatief
B
positief

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ouderdom
  • Ooglens is minder elastisch
  • Verziende ogen
  • Dichtbij slecht zien
  • Positieve lens nodig
  • + brillenglazen

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oudere mensen die niet goed kunnen lezen zijn.......
A
Bijziend
B
Nachtblind
C
Kleurenblind
D
Verziend

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
Lezen blz. 147 t/m 150
Maken opdrachten 9.1 en 9.2


Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies