Les 5.2 Sparen havo

WELKOM
BIJ
ECONOMIE
Log in bij deze lesson-up, pak je schrift en een pen erbij.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

WELKOM
BIJ
ECONOMIE
Log in bij deze lesson-up, pak je schrift en een pen erbij.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Les 5.2 Sparen
Module 5 Particulieren 2: Financiële Huishouding

De vorige keer…Financiële zelfredzaamheid

 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel vandaag
  • Uitleggen wat sparen is. 

  • Vier redenen om te sparen benoemen.

  • Met een handige formule snel het eindsaldo van een spaarrekening na een aantal jaren uitrekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer je een deel van inkomen niet uitgeeft, noem je dat sparen.


Spaarmotieven (=redenen om te sparen):
  • Sparen uit voorzorg
  • Sparen voor een grote aanschaf
  • Sparen voor de rente
  • Vermogen opbouwen voor later

Slide 5 - Tekstslide

Sparen
Sparen kun je thuis doen, in een spaarpot.


Het kan ook bij een bank, dan spaar je met een spaarrekening.

Wat zijn voordelen van sparen met een spaarrekening t.o.v. een spaarpot?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vanwege de inflatie (=stijging van de prijzen) is sparen in een spaarpot niet zo zinvol.
juist
onjuist

Slide 8 - Poll

Deze stelling is juist als je kijkt naar de koopkracht van je geld. 

Met de € 10 euro die je nu in een spaarpot stopt, kun je over 5 jaar minder kopen dan nu. De prijzen zijn dan gestegen!

Slide 9 - Tekstslide

De koopkracht van je spaargeld neemt alleen toe wanneer de spaarrente hoger is dan de inflatie.
juist
onjuist

Slide 10 - Poll

Ook deze stelling is juist.


Wanneer de prijzen meer stijgen dan de spaarrente, wordt je geld op de spaarrekening minder waard!

Slide 11 - Tekstslide

Rente berekening (enkelvoudige interest)

Je zet op 1 januari 2022 € 1.000 op een spaarrekening tegen 2,4% spaarrente per jaar. Wat is je saldo na 1 jaar?(de rente is er dan bijgeschreven)


 

Slide 12 - Tekstslide

Je zet op 1 januari 2022 € 1.000 op een spaarrekening tegen 2,4% spaarrente per jaar. Wat is je saldo na 1 jaar?(de rente is er dan bijgeschreven)

Saldo na 1 jaar = 1,024 x € 1.000 = € 1.024 
€ 1.000 = inleg, die blijft staan (dus 100%)
Rente is 2,4%, dat komt er bij.
Saldo na 1 jaar 100% + 2,4% = 102,4% van de inleg.
Perunage van 102,4% = 1,024 

Slide 13 - Tekstslide

Rente berekening (samengestelde interest)

Je zet op 1 januari 2022 € 1.000 op een spaarrekening tegen 2,4% spaarrente per jaar. Wat is je saldo na 3 jaar
(de rente wordt elk jaar bijgeschreven)

 

Slide 14 - Tekstslide

Rente berekening (samengestelde interest)

Je zet op 1 januari 2022 € 1.000 op een spaarrekening tegen 2,4% spaarrente per jaar. Wat is je saldo na 3 jaar

Saldo na 1 jaar = 1,024 x € 1.000 = € 1.024
Saldo na 2 jaar = 1,024 x € 1.024 = € 1.048,58
Saldo na 3 jaar = 1,024 x € 1.048,58 = € 1.073,74
Je krijgt dus rente over de rente!

 

Slide 15 - Tekstslide

Rente berekening (samengestelde interest)

Je zet op 1 januari 2022 € 1.000 op een spaarrekening tegen 2,4% spaarrente per jaar. Wat is je saldo na 3 jaar
(de rente wordt elk jaar bijgeschreven)

Je kunt het saldo na drie jaar ook zo uitrekenen:
1,024 x 1,024 x 1,024 x € 1.000 = € 1.073,74
Ofwel: 1,024³ x 1000 = € 1.073,74

 

Slide 16 - Tekstslide

Rente berekening (samengestelde interest)

In een formule



n = aantal jaren dat er rente is ontvangen
Groeifactor = (100% + rentepercentage) / 100

Slide 17 - Tekstslide

Bereken het eindsaldo na 20 jaar van € 1.000 tegen 2,4% spaarrente.

Slide 18 - Open vraag

Check op de doelen voor vandaag

Noteer voor jezelf het antwoord op de volgende drie vragen in je schrift:

  1. Leg uit wat sparen is. 
  2. Benoem vier redenen om te sparen.
  3. Bereken het eindsaldo van een spaarrekening na 12 jaar met een beginsaldo van € 3.500 en 3,5% samengestelde rente per jaar.


Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag

Bestudeer les 5.2 en de begrippen van module 5.

Maken de verwerkingsopdrachten 1 t/m 4 van les 5.2 en controleer je antwoorden met de uitwerkingen.

Was dit te makkelijk voor jou? Daag jezelf dan uit met de verdiepingsopdracht!



Slide 20 - Tekstslide