In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling Sparen en Beleggen
1) Pak papier en rekenmachine
Slide 1 - Tekstslide
Sparen en beleggen
Twee mogelijkheden
Slide 2 - Tekstslide
Redenen om te sparen - manier van sparen
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito
Slide 4 - Quizvraag
Spaarrekening
Spaardeposito
Enkelvoudige interest
Samengestelde interest
Vast rentepercentage
Variabel rentepercentage
Tussentijds geld opnemen mogelijk
Tussentijds geld opnemen niet mogelijk
Slide 5 - Sleepvraag
Vul hieronder de voor en nadelen van sparen en beleggen in
Sparen
Beleggen
Voordeel:
Nadeel:
Je krijgt Rente
De rente is laag
Je kunt jouw geld verliezen
Je belegging kan meer waard worden
Slide 6 - Sleepvraag
John heeft € 2500,- op een deposito-rekening staan Hij ontvangt 3 jaar lang 1,5% rente. Bereken met behulp van enkelvoudige rente hoeveel rente hij na 3 jaar heeft ontvangen.
A
€ 112,50
B
€ 114,20
C
€ 150,-
D
€ 2614,20
Slide 7 - Quizvraag
Formules
Eindewaarde: (vooruit)
E = K x (1+i )ⁿ
Contante waarde: (achteruit)
C = E x (1+i )‾ⁿ
Slide 8 - Tekstslide
Teken een tijdlijn en reken uit.
Nina stort op 1 april 2017 € 1.500 op een spaarrekening. De samengestelde interest bedraagt 0,2% per maand en wordt aan het einde van elke maand bijgeschreven. Op 1 juli 2017 verlaagt de bank de rente naar 0,1% per maand. Op 1 augustus neemt Nina € 300 op van de rekening. Op 31 december 2017 stort zij € 500.
Bereken het saldo op de spaarrekening op 1 juli 2018.
TIP Noteer iedere tussensprong (niet tussentijds afronden)
Slide 9 - Tekstslide
E_1_7_2017 = (1.500 x 1,002^3) = 1.509,018012
E_1_8_2017 = 1.509,018012 x 1,001 – 300) = 1.210,52703
E_31_12_2017 = 1.210,52703 x 1,001^5 + 500 = 1.716,591...
E_1_7_2018 = 1.716,591... x 1,001^6 = € 1.726,92
Slide 10 - Tekstslide
Over 5 jaar wil ik € 25.000 hebben om een wereldreis te maken. Hoeveel moet ik vandaag apart zetten op een rekening als ik 6% rente per jaar ontvang.
Voer je antwoord in als rond getal zonder €-teken of leesteken
timer
3:00
Slide 11 - Open vraag
Obligaties
De beurskoers van een obligatie wordt vaak uitgedrukt in procenten, dus bijvoorbeeld 102%
Dit betekent dat de beurskoers van een aandeel van nominaal € 1.000,- dus 1,02 x 1.000 = € 1.020,- is
Slide 12 - Tekstslide
Welke bewering is juist of onjuist? 1. De koerswaarde van een obligatie is gelijk aan de nominale waarde maal de beurskoers 2. Als de marktrente stijgt, stijgt de beurskoers van obligaties
A
Beide beweringen zijn juist
B
Bewering 1 is juist en bewering 2 is onjuist
C
Bewering 1 is onjuist en bewering 1 is juist
D
Beide beweringen zijn onjuist
Slide 13 - Quizvraag
antwoord B is juist
De bewering is juist. De beurskoers van een obligatie wordt uitgedrukt in procenten. De nominale waarde van een obligatie maal de beurskoers is dan de prijs of de koerswaarde van de obligatie.
De bewering is onjuist. Als de marktrente stijgt, daalt de beurskoers van een obligatie. De bestaande obligaties zijn dan minder aantrekkelijk omdat ze een lagere opbrengst genereren.
Slide 14 - Tekstslide
Een beleggingsfonds is ... dan aandelen
A
minder risicovol
B
risicovoller
Slide 15 - Quizvraag
Als de rente stijgt, zal de koers van aandelen ...
Je wilt een 5% staatsobligatie kopen van nominaal € 100,-. De gemiddelde spaarrente is 2%. Welke koers van de obligatie verwacht je?
A
98%
B
100%
C
102%
Slide 18 - Quizvraag
Het rendement op aandelen is:
A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%
Slide 19 - Quizvraag
Je hebt een 5% staatsobligatie gekocht van € 100,- nominaal voor 102%. Aan het einde van elk jaar ontvang je de rente. Wat is jouw couponrendement?
A
4,9%
B
5,0%
C
5,1%
Slide 20 - Quizvraag
Stappenplan Eindwaarde van een reeks van bedragen
2020
2021
2019
2018
€100
2%
€100
€100
€100
Eindwaarde
1) Teken de tijdlijn
2) Bepaal a, r en n
- 100 x (1,02^4 + 1,02^5 + 1,02^6 + 1,02^7)
- a = het eerste getal van de rij (1,02^4)
- r = de reden (1,02)
- n = het aantal getallen (4)
3) bereken de eindwaarde door eerst de somformule in te vullen
Wat zou de eindwaarde zijn van 2024?
2022
2023
2024
2025
Slide 21 - Tekstslide
Je stort vanaf 1 januari 2015 elk jaar €4.000 op een spaarrekening met 2,9% samengestelde interest per jaar. We willen de eindwaarde weten op 31 december 2019.
Wat is "r" in dit geval?
A
r = 4.000
B
r = 1,029
C
r = 6
D
r = 5
Slide 22 - Quizvraag
Je stort vanaf 1-1-2012 elk jaar €1.500 op een spaarrekening met 2,4% rente samengestelde interest per jaar.
Wat is "a" bij berekenen eindsaldo op 31 december 2019.
A
a = 1,024
B
a = 1
C
a = 1,024^4
Slide 23 - Quizvraag
Je stort vanaf 1-1-2012 elk jaar €1.500 op een spaarrekening met 2,4% rente samengestelde interest per jaar. De laatste storting is op 1 januari 2016.
Wat is "a" bij berekenen eindsaldo op 1 januari 2020.
A
a = 1,024
B
a = 1
C
a = 1,024^4
Slide 24 - Quizvraag
Je stort vanaf 1 april 2018 elk kwartaal €600 op een spaarrekening met 0,8% samengestelde interest per kwartaal. We willen de eindwaarde weten op 1 april 2020.
Wat is "a" in dit geval?
A
a = 1,008
B
a = 1
C
a = 1,008^11
Slide 25 - Quizvraag
Je stort vanaf 1 juli 2017 elk half jaar €900 op een spaarrekening met 1,7% samengestelde interest per half jaar. De laatste storting is op 31 december 2018. We willen de eindwaarde weten op 31 december 2025. --> Wat is "a" in dit geval?
A
a = 1,017
B
a = 1,017^14
C
a = 1
Slide 26 - Quizvraag
Piet stort ieder jaar, voor het eerst op 1 jan 2012 €800 op een spaar rekening tegen 3,5% Bereken de eindwaarde op 31 dec. 2025
Noteer de berekening.
timer
3:00
Slide 27 - Open vraag
Bereken de CW van een lijfrente op 1 januari 2020 waarvan de eerste termijn groot €3.000 vervalt op 31 dec 2020 en de laatste p 31 dec 2030. De interest is 3,5% per jaar.
Geef de berekening
timer
3:00
Slide 28 - Open vraag
Huib stort jaarlijks €500 op een spaarrekening te beginnen op 1 jan 2019. Dit doet hij tegen 4,5% SI per jaar. Wegens geldproblemen stort hij op 1 jan 2026 geen €500 op zijn spaarrekening maar haalt hij er €1.000 euro af. Vanaf 1 jan 2027 stort hij weer jaarlijks €500 euro op zijn spaarrekening. Bereken de EW op 31 dec 2030. MAAK EEN TIJDLIJN