29.03 - h3 - Trema

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu

Slide 2 - Tekstslide

Planning

  • Trema in werkwoorden/meervouden
Leerdoelen


- Ik kan trema's in werkwoorden/meervouden op de juiste manier gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Dit zijn de onderwerpen die voorkomen in de toets:
- meervouden    
- verkleinwoorden
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 
- sommige(n)/andere(n)/alle(n)/enkele(n) 
- samenstellingen 
wanneer streepje in samenstellingen 
- werkwoordspelling tt 
- werkwoordspelling vt
- hoofdlettergebruik
- leestekens
- trema in werkwoorden/meervouden <
- schrijven van getallen

Trema in werkwoorden/
meervouden

Wat weet je al?

Slide 4 - Tekstslide

Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij twee i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 5 - Tekstslide

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: überhaupt, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 6 - Tekstslide

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 7 - Sleepvraag

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 8 - Tekstslide

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Timo's zus.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij deejaytje, trolleytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 9 - Tekstslide

Accentteken en cedille
1. Accent aigu: naar rechts. Deze gebruik je ook om bepaalde klemtonen nadruk te geven. 
    Bijv: café, Hé joh, niet doen!, protegé, Gátver, dat lust ik écht niet!'; 
2. Accent grave: naar links.
    Bijv. Genève, Blèren, carrière, etagère; 
3. Accent circonflexe (uitspraak: sierkonfleks): ook wel 'het dakje' genoemd. Dit gebruiken we             maar zelden. Het geeft een korte klank, harde klank aan.
     Bijv: enquête, crêpe.

De cedille is het aanhangsel onder de c (ç), dat ervoor zorgt dat je de 'c' als een 's' uitspreekt: reçu, Curaçao.  Je typt de ç door  ' + c te typen. 

Slide 10 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 11 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche

3. Accent circonflexe: crêpe, enquête

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 19 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 20 - Open vraag

Noem een voorbeeld van de 3 verschillende accenten die er zijn

Slide 21 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Link