Waar? Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de plaats en dan de tijd:
We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegentoday.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Domein July.
Slide 2 - Tekstslide
Maar:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:
In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.
Slide 3 - Tekstslide
Adverbs of manner
Geven aan hoe iets gebeurd.
Hoe? Bijvoegelijk naamwoord + ly (meestal)
Waar? Voor het bijvoegelijk naamwoord,bijwoord of hoofdwerkwoord.
That is a very nice guy.
He reads reallyquickly.
He awkwardlysat next to each other.
Slide 4 - Tekstslide
Adverbs of frequency
Geven aan hoe vaak iets gebeurd.
Waar? Voor het hoofdwerkwoord
We always start the day with breakfast.
Slide 5 - Tekstslide
Maar:
Als er am/are/is/was/were in de zin staat komt de adverb of frequency erachter.
He isalways late.
We areusually on time.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht:
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. Zorg dat je elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.