H19 Hormonale regulatie Paragraaf 1 t/m 3

 Hoofdstuk 19 Hormonale regulatie
Paragraaf 1 t/m 3
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Hoofdstuk 19 Hormonale regulatie
Paragraaf 1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat endocriene en exocriene klieren zijn en kunt uitleggen wat de verschillen zijn.
  • Je begrijpt hoe het zenuwstelsel en het hormonale stelsel samenwerken.
  • Je weet wat een doelwitorgaan is.
  • Je kan aan de hand van afbeeldingen de werking van steroïde- en peptidehormonen uitleggen.
  • Je weet wat de functie is van regelkringen in het hormoonstelsel.
  • Je weet wat er bedoeld wordt met terugkoppeling, negatief dan wel positief.
  • Je kunt uitleggen hoe hypothalamus en hypofyse samenwerken.
  • Je kunt de invloed van RF (releasing factor) en IF (inhibiting factor) op de hormoonspiegel beschrijven.
  • Je kunt de werking beschrijven van alle relevante hormonen die in de hypofyse vrijkomen.





Slide 2 - Tekstslide

REGELING van processen in het lichaam

Hormoonstelsel -->
regelt allerlei langzame en langdurige processen in het lichaam

Zenuwstelsel -->
regelt allerlei snelle en kortstondige processen in het lichaam

Slide 3 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Hormoonstelsel
Langzame 
Zenuwstelsel
Hormoonstelsel
Signalen:
Impulsen
Hormonen
Doorgegeven via:
Zenuwcellen
Bloed
Snelheid
Snel
Langzaam
Duur
Kort
Lang
Verschil zenuwstelsel - hormoonstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Klieren
  • Exocriene klier: product wordt afgegeven door een afvoerbuis
  • Endocriene klier: product wordt afgegeven aan het bloed
Hormoonstelsel = endocrien

Slide 5 - Tekstslide

Typen hormonen
Peptidehormonen (GH, FSH, LH, TSH, ADH,....)
  • Eiwit
  • Receptoreiwit op celmembraan nodig
  • Second messenger
  • Beïnvloedt genexpressie

Steroïdenhormonen (testosteron, cortison,...)
  • Vet (lipide)
  • Kan direct door celmembraan
  • Receptoreiwit op kernmembraan
  • Beïnvloedt genexpressie

Slide 6 - Tekstslide

Hormonen
Hormoonklier: endocriene klieren die hormonen produceren

Hormoon: signaalstof

Doelwitorganen hebben receptoren voor dat hormoon.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Werking van hormonen
effect wordt beïnvloed door hoeveelheid hormoon & receptoren

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hormoonklieren
Welke hormoonklieren zijn dit? 

Slide 12 - Tekstslide

Hormoonklieren
1. hypothalamus
2. hypofyse 
3. schildklier
4. (thymus)
5. bijnieren 
6. alvleesklier (eilandjes van Langerhans)
7. ovaria
8. testis

Slide 13 - Tekstslide

Homeostase en regelkringen
Homeostase = stabiele en gelijkmatige toestand in lichaam 

(BINAS 89C) Negatieve terugkoppeling = het eindproduct werkt remmend op het proces
Des te meer product, des te meer remming en des te minder product, des te minder remming
Doel = eindproduct binnen bepaalde waarden houden

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden van regelkringen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Hypothalamus:
1. produceert neurohormonen --> doel is hypofyse voorkwab
Hypofyse :
produceert veel andere hormonen 
(zie volgende slide)
2. impuls via motorische zenuwcel --> doel is hypofyse achterkwab
2
1

Slide 18 - Tekstslide

vanuit hypothalamus stuurt een motorische zenuwcel een impuls naar de achterkwab, deze maakt daardoor Oxytocine of ADH (dit zijn zelf neurohormonen)

Slide 19 - Tekstslide

hypothalamus maakt releasing hormonen (..RH) en die gaan naar de voorkwab, deze maakt daardoor de benodigde hormonen
Voorbeelden Releasing hormoon (RH):
-GH-RH stimuleert de productie van het Groei Hormoon (GH) 
-Gn-RH stimuleert de productie van FSH en LH
-TSH-RH stimuleert de productie van TSH

Slide 20 - Tekstslide

Hypothalamus
Hypothalamus maakt 
  • releasing (stimulerende) of 
  • inhibiting (remmende) hormonen aan

deze gaan via het bloed naar de hypofyse

vb. GnRH, TRH, enzovoorts






Slide 21 - Tekstslide

Hypofyse
Heeft een voorkwab en een achterkwab.

Secretie (afgifte) wordt geregeld door hypothalamus. Dit is het deel van de hersenen wat boven de hypofyse ligt.

Slide 22 - Tekstslide

Hypofyse
 Achterkwab van de hypofyse = neurohypofyse
  • maakt de neurohormonen oxytocine en ADH
  • via uitlopers van zenuwcellen komen de neurohormonen in het lichaam
  • zie binas 89A!!


Slide 23 - Tekstslide

Hypofyse
Hypofyse voorkwab = adenohypofyse

maakt hormonen die andere hormoon klieren aanstuurt:
  • LH/FSH
  • ACTH 
  • GH
zie binas 89A!!

Slide 24 - Tekstslide

Hypofyse

Slide 25 - Tekstslide

BINAS 89A
verschil in werking tussen voor en achterkant

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat endocriene en exocriene klieren zijn en kunt uitleggen wat de verschillen zijn.
  • Je begrijpt hoe het zenuwstelsel en het hormonale stelsel samenwerken.
  • Je weet wat een doelwitorgaan is.
  • Je kan aan de hand van afbeeldingen de werking van steroïde- en peptidehormonen uitleggen.
  • Je weet wat de functie is van regelkringen in het hormoonstelsel.
  • Je weet wat er bedoeld wordt met terugkoppeling, negatief dan wel positief.
  • Je kunt uitleggen hoe hypothalamus en hypofyse samenwerken.
  • Je kunt de invloed van RF (releasing factor) en IF (inhibiting factor) op de hormoonspiegel beschrijven.
  • Je kunt de werking beschrijven van alle relevante hormonen die in de hypofyse vrijkomen.





Slide 27 - Tekstslide

Hormonale communicatie duurt even. Waardoor komt dit?
A
omdat het signaal via de zenuwen traag is
B
omdat hormonen via bloed worden vervoerd.
C
er vindt eerst translatie plaats.
D
vanwege hydrofiele interacties.

Slide 28 - Quizvraag

De reactie op hormonen wordt beïnvloed door:
A
temperatuur en pH
B
concentratie v.h. hormoon en de temperatuur
C
de pH en het aantal receptoren.
D
concentratie v.h. hormoon en aantal receptoren.

Slide 29 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat de hormonen worden afgebroken in de lever?
A
anders blijven ze werkzaam.
B
anders blijft de concentratie stijgen.
C
vers hormoon werkt beter.
D
dat is beter voor de zenuwcellen.

Slide 30 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er meer hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd in zijn werking.

Slide 31 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er minder hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd in zijn werking.

Slide 32 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat is het effect als er in een regelkring alleen maar + staat?
A
Positieve terugkoppeling: versterking van het resultaat.
B
Negatieve terugkoppeling: een evenwicht.

Slide 33 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De melkgift komt op gang als een baby bij de moeder gaat drinken.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 34 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De lichaamstemperatuur is ongeveer 37 graden Celsius.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 35 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Het zuurstofgehalte in het bloed blijft binnen bepaalde grenzen.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 36 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 37 - Quizvraag