persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Spelling werkwoorden H2
Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

BLADZIJDE 66


1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling werkwoorden H2
Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden

BLADZIJDE 66


Slide 1 - Tekstslide

Zwak werkwoord

brand - brandde
lach - lachte
verhuis - verhuisde 
Sterk werkwoord

loop - liep
slaap - sliep
roep - rie


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

landen
Het vliegtuig (landen) op tijd.

  • stam = land
  • d --> niet in 't sexy fokschaap --> +de

    Het vliegtuig landde op tijd.




Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
KRABBEN
A
krab
B
krabte
C
krabde
D
krabtde

Slide 5 - Quizvraag

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 6 - Quizvraag

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 7 - Quizvraag

Zij verhuiste vorige week naar het buitenland.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Het huis brandde gisteren helemaal af.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Koste die jurk veel geld?
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Hij verbaaste zich er niet over.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Mijn auto startte vanmorgen niet.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag