Much and many revision

Much and many revision
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Much and many revision

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to today's 
English lesson!
With Ms Frijns
Who is this ?

Slide 2 - Tekstslide

By the end of this lesson, you...
...have revised much & many. 
...have revised the past simple. 
...understand how irregular verbs work. 

Slide 3 - Tekstslide

Table of Contents
Revision: much/ many + past simple
Explanation: Irregular verbs
Work on the weektask

Slide 4 - Tekstslide

There's so ...... grass outside!
A
many
B
much

Slide 5 - Quizvraag

I've eaten so ..... chocolate eggs during easter!
A
Many
B
Much

Slide 6 - Quizvraag

We have way too ___ homework!
A
many
B
much

Slide 7 - Quizvraag

There are ..... trees outside
A
Many
B
Much

Slide 8 - Quizvraag

I don't have .... water left in this bottle. Luckily, I've got ..... more bottles of water!
A
Much/Much
B
Many/much
C
Many/Many
D
Much/many

Slide 9 - Quizvraag

I understand how to use much/many
A
YES!
B
Sort of, I still need to study a little.
C
Mwa, I still need to study a lot.
D
No, help me please!

Slide 10 - Quizvraag

That's (John) house
A
Johns'
B
John's

Slide 11 - Quizvraag

This is (Bas) book
A
Bas's
B
Bas'

Slide 12 - Quizvraag

These are the (children) toys
A
Children's
B
Childrens'
C
Childrens

Slide 13 - Quizvraag

These are the (kids) toys
A
kids'
B
kid's
C
kids

Slide 14 - Quizvraag

Which sentence is grammatically correct?
A
The headlight of my car is broken
B
My car's headlight is broken

Slide 15 - Quizvraag

I now know how to use the possessive s: 's ' or of
A
YES!
B
Sort of, I still need to study
C
Mwa, I still need to study a lot
D
No, help me please!

Slide 16 - Quizvraag

Samenvattend
many = telbaar/countable
much = niet telbaar/ uncountable

's, bezit aanduiden van mensen, dieren en dingen
's, meervoud van woorden die niet eindigen op -s
', wanneer het meervoud van een woord al eindigt op -s
of, geografische namen

Slide 17 - Tekstslide

Klopt! 
Klopt niet! 
Een regelmatige past simple (+) eindigt altijd op -ed
Onregelmatige vormen moet je uit je hoofd leren
Je gebruikt de past simple voor dingen die altijd waar zijn. 
Je ontkent een past simple door 'didn't + het hele werkwoord' te gebruiken 
Je maakt vragen in de past simple door 'did' vooraan de zin te zetten.
In de past simple staat altijd een tijdsbepaling

Slide 18 - Sleepvraag

The Past Simple: Gebruik en vorm
Wanneer gebruik je de past simple?
  • Je gebruikt de past simple wanneer iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. 
  • Als er een tijdsbepaling in de zin staat.(yesterday, last night)
Hoe ziet de Past Simple eruit?
  • Bij regelmatige werkwoorden (regular verbs):
        ww + ed (bv. stay - stayed, walk - walked)

Slide 19 - Tekstslide

The Past Simple: Gebruik en vorm
Wanneer gebruik je de past simple?
  • Je gebruikt de past simple wanneer iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. 
  • Als er een tijdsbepaling in de zin staat.
Hoe ziet de Past Simple eruit?
  • Bij regelmatige werkwoorden (regular verbs):
        ww + ed (bv. stay - stayed, walk - walked)

Let op!
Onregelmatige werkwoorden hebben een andere vorm!

Slide 20 - Tekstslide

Let's Practise!

Slide 21 - Tekstslide

Put the following sentence in the past simple:
Shaila ... (drop) her son off at school.
A
dropped
B
was dropped
C
was dropping
D
were dropping

Slide 22 - Quizvraag

Put the following sentence in the past simple:
I ... (teach) myself to play the piano.
A
teached
B
taught
C
teacht
D
taucht

Slide 23 - Quizvraag

Put the following sentence in the past simple:
Zoe ... (cry) when she first saw Titanic.
A
cryed
B
cryet
C
cried
D
criet

Slide 24 - Quizvraag

Put the following sentence in the past simple:
Andrea ... (travel) all the way to Marokko.
A
traveled
B
travelled
C
travelt
D
travellet

Slide 25 - Quizvraag

Put the following sentence in the past continuous:
I ... (try) to help!
A
tried
B
was trying
C
was trying
D
were trying

Slide 26 - Quizvraag

Table of Contents
Past simple: regular verbs
Past simple: irregular verbs

Slide 27 - Tekstslide

The Past Simple
Last year, I lived in the USA. (+ed)
The superhero spied on the villain. (-y, +ied)
This summer, I tanned a lot from being at the beach. (medeklinker x2 + ed)


Slide 28 - Tekstslide

The Past Simple
Last year, I lived in the USA. (+ed)
The superhero spied on the villain. (-y, +ied)
This summer, I tanned a lot from being at the beach. (medeklinker x2 + ed)
For a long time, I ______(think) dragons were real. 
I ________(fall) from my bike this morning. 


Slide 29 - Tekstslide

The Past Simple
Last year, I lived in the USA. (+ed)
The superhero spied on the villain. (-y, +ied)
This summer, I tanned a lot from being at the beach. (medeklinker x2 + ed)
For a long time, I thought dragons were real. (irregular verb)
I fell from my bike this morning. (irregular verb)


Slide 30 - Tekstslide

 she always                                    a burrito.
Yesterday, she                              a burrito.
Slide the right form of '(to) eat' to the sentences. You will have 2 words left. 
ate
eaten
eats
eats

Slide 31 - Sleepvraag

Watch out!
Kijk naar de vervoegingen van 'to eat':







pers. prnn.
present simple
past simple
I
eat
ate
you (mv)
eat
ate
he/she/it
eats
ate
we
eat
ate
they
eat
ate

Slide 32 - Tekstslide

Watch out!
Kijk naar de vervoegingen van 'to eat':







pers. prnn.
present simple
past simple
I
eat
ate
you (mv)
eat
ate
he/she/it
eats
ate
we
eat
ate
they
eat
ate
Je vervoegd werkwoorden NIET in de verleden tijd!

Slide 33 - Tekstslide

Right now, you                              at school.
Yesterday, you                               at school.
Slide the right form of '(to) be' to the sentences. You will have 2 words left. 
Yesterday, they                               at school.
am
are
is
was
were

Slide 34 - Sleepvraag

Watch out
Kijk naar de vervoegingen van 'to be':

pers. prnn.
present simple
past simple
I
am
was
you (mv)
are
were
he/she/it
is
was
we
are
were
they
are
were

Slide 35 - Tekstslide

Watch out
Kijk naar de vervoegingen van 'to be':

pers. prnn.
present simple
past simple
I
am
was
you (mv)
are
were
he/she/it
is
was
we
are
were
they
are
were
In de verleden tijd vervoeg je to be wel!!

Slide 36 - Tekstslide

Watch out!
Kijk naar de vervoegingen van ‘(to) think’.




 ‘(to) think’ is een onregelmatig werkwoord (irregular verb)
In de verleden tijd is ‘(to) think’ dus niet ‘thinked’, maar ‘thought’.

Dutch translation
Infinitive (hele ww)
Past simple
denken
(to) think 
thought

Slide 37 - Tekstslide

Overview of the rules!


Past simple regular verbs:
  • Bij regelmatige werkwoorden in de past simple zet je -ed achter de stam. 
  • Uitzonderingen: Er zijn 4 uitzonderingen waarbij je niet zomaar '-ed' achter de stam kan plakken. 

Past simple irregular verbs:
  • Bij onregelmatige werkwoorden in de past simple vervoeg je elk werkwoord op een andere manier. 
  • Uitzondering: to be. Bij to be heb je 2 vormen in de verleden tijd: was/were.
Past simple = verleden tijd

Slide 38 - Tekstslide

Put the following sentence in the past simple:
I ... (teach) myself to play the piano.
A
teached
B
taught
C
teacht
D
taucht

Slide 39 - Quizvraag

Over to you...
Work on the weektask.

Slide 40 - Tekstslide