Mens en maatschappijMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Macht van de kerk
Welkom allemaal!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Eerste helft van de les:
Uitleg en herhaling.
Tweede helft van de les:
Verder met de opdracht van vorige week.
Video.
Slide 2 - Tekstslide
Roos van Leary.
Ga naar www.bsot.nl.
Vul bij klassencode in:
EVS-232
En bij klas/groep:
K1B
Slide 3 - Tekstslide
Quizlet
Er staat een linkje op magister.
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Wat was de wisselbouw?
A
Ze bouwden verschillende huizen achter elkaar.
B
Huizen waren allemaal verschillende gebouwd, zodat mensen weten wat hun huis is.
C
De grond werd opgedeeld in drie verschillende vlakken en ieder jaar werd er gewisseld van stuk.
D
Een nieuw soort ploeg
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een landbouw-stedelijke samenleving?
A
De ene helft van de mensen werkt in de stad en de andere helft werkt als boer op het land. Ze hebben elkaar niet nodig.
B
De ene helft van de mensen werkt in de stad en de andere helft werkt als boer op het land. Ze hebben elkaar nodig.
Slide 6 - Quizvraag
A. De schout was een soort van burgemeester en zorgde ervoor dat de straffen werden uitgevoerd. B. De schepenen waren de rechters en spraken de straffen uit.
A
A is waar en B is waar.
B
A is niet waar en B is waar.
C
A en B zijn niet waar.
D
A is waar en B is niet waar.
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn stadsrechten?
A
De regels van een stad.
B
Zo noem je de rechters in een stad.
C
Hiermee konden de burgers hun eigen stad besturen.
Slide 8 - Quizvraag
Waarom gingen mensen dichtbij een stad wonen.
A
Dit zorgde ervoor dat ze minder ver hoefden te reizen voor voedsel en spullen.
B
Vonden ze gewoon handig.
C
Omdat de mensen op de markt zo beter konden verdienen.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een ambacht?
A
Deze gebruikt de smid om zwaarden te smeden.
B
Een beroep waarbij je extra hard moet werken.
C
Een beroep waarbij je voornamelijk met je handen werkt.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de burgerij?
A
Zo noem je alle burgers in een stad bij elkaar.
B
Deze mensen werkten als een soort slagers in de stad.
C
Een ander woord voor het stadsleger.
Slide 11 - Quizvraag
Hoe beschermden de burgers zichzelf?
Slide 12 - Open vraag
Wat betekent het aanbod van producten en wat betekent de vraag naar producten?
Slide 13 - Open vraag
Hoe zat het ook maar weer....
Door welke twee uitvindingen werd de landbouw verbeterd?
Wat zijn stadsrechten?
Hoe beschermden de stadsbewoners zich?
Wat is een ambacht? Noem een voorbeeld.
Wat is een landbouw-stedelijke samenleving?
Wat is de burgerij?
Wie was de schout en wie waren de schepenen? Wat was hun taak?
Wat is het aanbod en wat is de vraag?
Slide 14 - Tekstslide
In welk tijdvak zitten we nu en welke jaartallen horen daarbij?
Tijdvak 4: steden en staten. 1000-1500.
Slide 15 - Tekstslide
Kerk in de middeleeuwen.
De kerk was in de middeleeuwen heel machtig.
Christenen vonden het leven na de dood belangrijker dan het leven op aarde. Dit was een belangrijk waarde.
De kerk leerde drie dingen aan de mensen over het leven na de dood:
1. Je gaat wanneer je goed hebt geleefd naar de hemel.
2. De meeste mensen moesten voordat ze naar de hemel gingen door het vagevuur. Hier werden ze gestraft voor hun zonden.
3. Mensen die een doodzonde hadden begaan, zoals moord, die moesten eeuwig branden in de hel.
Slide 16 - Tekstslide
Wanneer je geld gaf aan de kerk en veel bad dan kon je je tijd in het vagevuur verkorten en naar de hemel gaan.
Ook kon je een aflaat kopen. Hiermee werden je zonden compleet vergeven en ging je in een keer door naar de hemel.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Sommige mensen gingen op bedevaart.
Dit deden ze om te kunnen bidden op een heilige plaats. Christenen in de middeleeuwen aanbaden ook heiligen. Dit deden ze, omdat deze een goed woordje voor hun zouden kunnen doen bij god.
Op deze manier regelde de kerk dus het leven van de mensen in detail. Hierdoor had de kerk dus veel macht.
Slide 19 - Tekstslide
Waarom geloofden mensen dit?
Mensen werden bang gemaakt. Dit werd bijvoorbeeld gedaan door middel van schilderijen.
De koningen vonden het ook erg belangrijk dat iedereen een christen was.
Zij geloofden namelijk dat hun macht van god kwam. Wanneer iedereen hetzelfde geloofde kon de koning zijn macht beter uitoefenen.
Slide 20 - Tekstslide
De kerk bepaalde ook wat gewoon was. Mensen die met hun gedrag of ideeën afweken van de norm van de kerk hadden het moeilijk.
Mensen met een ander geloof werden ketters genoemd.
Ketters konden voor straf levend worden verbrand.
Mannen en vrouwen die verdacht werden van het aanrichten van kwaad door toverij werden ook op de brandstapel gegooid. Deze mensen werden gezien als heksen.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Een andere groep die werd lastiggevallen waren de Joden. Zij vielen ook buiten de norm.
Zij aten geen varkensvlees en sloten hun winkels op de zaterdag (de sabbat.) en niet op de zondag, zoals de christenen.
De joden kregen de schuld van de pest. Zij zouden de waterbronnen hebben vergiftigd.
Dit leidde tot pogroms.
Slide 23 - Tekstslide
Pogroms zijn uitbarstingen van geweld tegen de joden.
In Zwolle, Utrecht, Kampen en Deventer werden de joden in 1349 vermoord of uit de stad verdreven.
Door het antisemitisme kregen de joden een nare positie in de samenleving.
In sommige steden moesten de joden in aparte wijken wonen of speciale tekens en kleren dragen, zoals hoeden en een cirkel.
Slide 24 - Tekstslide
De kruistochten.
In de 11de eeuw hadden de moslims Jeruzalem veroverd. Dit was een erg belangrijke stad voor de christenen. Jezus was namelijk in deze stad gekruisigd.
De paus gaf de opdracht aan de christenen in Europa om Jeruzalem te bevrijden van de islamieten.
De paus beloofde aan de mensen dat wanneer zij zouden overlijden in de strijd dat ze gelijk naar de hemel zouden gaan.
Slide 25 - Tekstslide
Drie grote legers gingen in 1096 naar het oosten.
De deelnemers aan de strijd werden kruisvaarders genoemd, naar het kruis wat ze op hun kleren droegen.
Deze gewapende tocht van christenen, om land van niet-christenen te veroveren, werden kruistochten genoemd.
Slide 26 - Tekstslide
In 1099 komt het eerste leger bij Jeruzalem aan. En het lukt ze om het gebied terug te winnen.
In 1187 wordt Jeruzalem opnieuw veroverd door een Arabische vorst. Er moesten dus weer nieuwe kruistochten plaatsvinden.
De Christenen konden het echter niet meer winnen. En in 1219 werden de laatste kruisvaarders verdreven.