Naamwoordelijk gezegde

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Paragraaf 7

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Wat geeft een werkwoord vaak aan?

We gaan elk jaar een groot feest vieren voor mijn verjaardag.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
a. Het hondje bijt
b. Ik ben ziek
c. Het kind huilt
d. Oma slaapt
e. Papa is lief
f. Het toetje is lekker

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen 



Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS 

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde



In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 8 - Tekstslide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde?
Stel drie vragen:

Vraag 1: Staat er een vorm van een koppelwerkwoord in de zin?


Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘eigenschap’ (ook wel: toestand)?


Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
(blz. 217)
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 4 
1. Zet de letters A t/m P onder elkaar in je schrift

2. Schrijf bij elke zin op of iemand/iets IS of DOET.

3. Schrijf bij alle zinnen waar iemand/iets IS-> naamwoordelijk gezegde

4. Schrijf bij alle zinnen waar iemand/iets DOET-> werkwoordelijk gezegde.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4 
1. Maak eerst alle zinnen met een werkwoordelijk gezegde, noteer:
- PV:
- OND:
- WG:
- LV:

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4 
1. Maak daarna alle zinnen met een naamwoordelijk gezegde:
- PV (+overige werkwoorden):
- OND:
- NG:

Slide 15 - Tekstslide

Les vandaag
- Huiswerk nakijken
- Herhaling naamwoordelijk gezegde
- Uitleg bijwoordelijke bepaling
- Lezen / opdrachten maken bij boek

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling naamwoordelijk gezegde 
1. Frenkie is een goede voetballer.
2. Frenkie kan goed voetballen.
3. Frenkie blijkt goed te kunnen voetballen.
4. Frenkie leek ook een goede danser te zijn.
5. Frenkie zal met de wereldbeker in zijn handen dansen.

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling naamwoordelijk gezegde 
1. Frenkie is een goede voetballer. (NG)
2. Frenkie kan goed voetballen. (WG)
3. Frenkie blijkt goed te kunnen voetballen. (WG)
4. Frenkie leek ook een goede danser te zijn. (NG)
5. Frenkie zal met de wereldbeker in zijn handen dansen. (WG)

Slide 18 - Tekstslide