1. Ik kan het werkwoord avoir toepassen.
2. Ik weet welke stappenplan er hoort bij werkwoorden die eindigen op -er.
-ik ken de persoonlijke voornmw. (je, tu, il, elle...)
3. ik kan in het Frans de verleden tijd toepassen.
-Ik weet welke 3 stappen er bij horen.
*ik kan iets vertellen over het verleden in het Frans.
2. Ik ken de
passé composé in het Frans.
*Ik kan vertellen wat ik in het weekend heb gedaan met daarbij gebruik van de verleden tijd.