2H Herhaling

Vastleggen van snelle bewegingen
  1. Fotograferen
  2. Filmen
  3. Stroboscopische foto
  4. Tijdtikker
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Vastleggen van snelle bewegingen
  1. Fotograferen
  2. Filmen
  3. Stroboscopische foto
  4. Tijdtikker

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je uit de stroboscopische foto halen om een afstand-tijd tabel te maken?
A
De afstand
B
De snelheid
C
De tijd
D
Alle drie

Slide 3 - Quizvraag

Hiernaast zie je een stroboscopische
foto. Tussen elke flits zit 0,4 s.
In hoeveel seconden is deze foto
gemaakt?
A
2,0 s
B
1,6 s
C
1,4 s
D
2,4 s

Slide 4 - Quizvraag

In 1 seconde zijn er 4 flitsen. Op een stroboscopische foto zie je 8 beelden. Hoeveel seconden heeft de beweging op de foto geduurd?
A
1,5 seconde
B
1,75 seconde
C
1,9 seconde
D
2 seconden

Slide 5 - Quizvraag

Hiernaast zie je een stroboscopische
foto. De totale tijd waarin de foto
gemaakt is, is 2 sec. Wat is de tijd tussen
de flitsen?
A
2 sec.
B
0,4 sec.
C
0,5 sec
D
Dat kun je niet zeggen met deze gegevens.

Slide 6 - Quizvraag

Hiernaast zie je een stroboscopische foto.
Tussen twee flitsen zit een tijdsduur
van 0,5 sec.
Stel dat de tijd tussen de flitsen 0,25 sec was,
hoeveel armen zou je dan zien?
A
18 armen
B
9 armen
C
20 armen
D
10 armen

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits. Hoeveel tijd is er verstreken?
A
7 s
B
8 s
C
0,7 s
D
0,8 s

Slide 8 - Quizvraag

Je ziet de stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,2 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?
A
1,0 s
B
1,2 s
C
1,4 s
D
0,2 s

Slide 9 - Quizvraag

Je ziet de stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?
A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,8 s

Slide 10 - Quizvraag

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het snelst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel

Slide 11 - Quizvraag

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het langzaamst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel

Slide 12 - Quizvraag

Voorbeeld afstand-tijddiagram

Slide 13 - Tekstslide

Wat ontbreekt er aan dit afstand-tijddiagram?

Slide 14 - Woordweb

Welke grootheid komt er op de x-as van een afstand-tijddiagram?
A
afstand
B
tijd

Slide 15 - Quizvraag

De lijn in een afstand-tijddiagram zegt wat over
A
De tijd
B
De afstand
C
De snelheid

Slide 16 - Quizvraag

In figuur 2 zie je een afstand-tijddiagram met een fout erin.

Wat is er fout aan het diagram?

A
De eenheden voor afstand en tijd kloppen niet
B
De horizontale as en de verticale as zijn verwisseld.
C
De schaalverdeling langs de afstand-as klopt niet
D
De schaalverdeling langs de tijd-as klopt niet.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe ziet een afstand-tijddiagram van een vertraagde beweging eruit?
A
Een kromme lijn die steeds minder steil omhoog loopt.
B
Een rechte lijn die omhoog loopt.
C
Een kromme lijn die steeds steiler omhoog loopt.

Slide 18 - Quizvraag



5. Je ziet het afstand-tijddiagram van een fietstocht.
a Wanneer was de beweging van de fiets vertraagd?

A
tussen 0 en 0,5 h
B
tussen 0,5 en 0,75 h
C
tussen 0,75 en 1 h
D
tussen 1 en 1,25 h

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor beweging zie je hier?
A
Eenparige beweging
B
stilstand
C
vertraagde beweging
D
versnelde beweging

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor soort beweging voert de bal uit?
A
Eenparige beweging
B
Versnelde beweging
C
Vertraagde beweging

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelde beweging
B
Een constante snelheid (eenparige beweging)
C
Een eenparige vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 23 - Quizvraag

Op 4 s is er een
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
stilstand

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor beweging is te zien in de afbeelding?
A
Versnelde beweging
B
Eenparige beweging
C
Vertraagde beweging
D
Geen beweging

Slide 25 - Quizvraag

Vertraagde beweging

Slide 26 - Tekstslide

a
b
c
Versnelde beweging
Eenparige beweging
Vertraagde beweging

Slide 27 - Sleepvraag

eenparig vertraagde beweging

eenparig versnelde beweging
eenparige beweging

Slide 28 - Sleepvraag

Koppel de tekst aan de juiste afbeelding. 
Versnelde beweging
Eenparige beweging
Vertraagde beweging
Geen beweging, staat stil

Slide 29 - Sleepvraag

Gemiddelde snelheid berekenen
Gemiddeldesnelheid=tijdafstand

Slide 30 - Tekstslide

Gemiddelde snelheid
Vgem=ts

Slide 31 - Tekstslide

Berekenen gemiddelde snelheid

Slide 32 - Tekstslide

Omrekenen km/h naar m/s

Slide 33 - Tekstslide

omrekenen m/s naar km/h

Slide 34 - Tekstslide

Reken 162 km/h om naar m/s

Slide 35 - Open vraag

Reken deze snelheid(1,4285 m/s) om van m/s naar km/h

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

stopafstand is :
A
Reactieafstand
B
Reactieafstand + Remweg
C
Remweg

Slide 39 - Quizvraag

Hoe bereken je de stopafstand?
A
Reactieafstand x remweg
B
Reactieafstand - remweg
C
Reactieafstand + remweg
D
Reactieafstand : remweg

Slide 40 - Quizvraag

Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand. Welke formule klopt?
A
reactieafstand = remweg + stopafstand
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand + remweg
D
remweg = reactieafstand-stopafstand

Slide 41 - Quizvraag

Bereken de remweg van de auto.

Slide 42 - Open vraag

Een auto heeft bij een snelheid van 12 m/s een remweg van 15 meter. Hoe groot is de remweg bij een snelheid van 24 m/s?

Slide 43 - Open vraag


Bereken de remweg bij een snelheid van 20km/uur.

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Link