§2 Spreekwoorden en uitdrukkingen

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen in LessonUp ;
Pak verder je boek, schrift en schrijfgerei.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen in LessonUp ;
Pak verder je boek, schrift en schrijfgerei.

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 4 - Taal

  • Terugblik vorige les
  • (huiswerk online + begrippen af?)
  • Uitleg theorie
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig aan de slag
  • Terugblikken en afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • Je leert wat het begrip 'moedertaal' betekent;
  •  Je leert hoe taalontwikkeling werkt;
  • Je hebt geleerd wat 'ritme', 'intonatie' en 'klemtoon' betekent.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent moedertaal?
A
Je eerste taal, die je thuis van je ouders geleerd hebt.
B
De taal, die je op school geleerd hebt.
C
De taal die de meeste mensen in Nederland spreken.
D
De eerste taal van je moeder.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een tweede taal?
A
Engels
B
De taal die je leert naast je moedertaal
C
De taal die je leert op school
D
Straattaal

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een vreemde taal?
A
Engels
B
Een taal die je nog niet kent
C
Frans
D
Een taal die je geleerd hebt op school

Slide 7 - Quizvraag

  • Je leert wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik;
  • Je leert wat het verschil is tussen een spreekwoord en een uitdrukking
Lesdoelen §2 Spreekwoorden en uitdrukkingen

Slide 8 - Tekstslide

= taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten. 
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest. 
Letterlijk taalgebruik 

Slide 9 - Tekstslide

= taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. Er wordt vaak een beeld (figuur) gebruikt.
Figuurlijk taalgebruik 

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 12 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 13 - Tekstslide

  • Zijn onveranderlijke zinnen.
  • Staan altijd in de tegenwoordige tijd.
  • Zijn altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een spreekwoord?
Spreekwoorden

Slide 14 - Tekstslide

  • Zijn vaste combinaties van woorden.
  • Zijn ook altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een uitdrukking?
Uitdrukkingen

Slide 15 - Tekstslide

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Spreekwoord of uitdrukking?

Zo sterk zijn als een leeuw
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 17 - Quizvraag

Spreekwoord of uitdrukking?

Al doende leert men.

A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 18 - Quizvraag

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
letterlijk en figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Spreekwoorden en uitdrukkingen
1. Zoek op internet een spreekwoord of een uitdrukking en schrijf deze op in je schrift.
2. Noteer wat de uitdrukking of het spreekwoord betekent.
3. Onderzoek waar jouw spreekwoord of uitdrukking vandaan komt.
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 2: 
Maken: opdracht 1, 2 en 3
Verminderde opdrachten: 2 en 3
Hoe?
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp
De 4 B's (boek, brein, buur en bureau)
Tijd
Tot einde van de les
Klaar?
Maak een samenvatting (in je schrift) van de begrippen van paragraaf 1 en 2. Probeer bij ieder begrip een voorbeeld te noemen.
Zelfstandig werken

Slide 21 - Tekstslide

  • Je leert wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik;
  • Je leert wat het verschil is tussen een spreekwoord en een uitdrukking
Lesdoelen

Slide 22 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
Figuurlijk taalgebruik
Ik heb vlinders in mijn buik.
Ik heb vlinders op mijn hand.
Het paard slaat op hol.
Mijn hart slaat op hol.

Slide 23 - Sleepvraag

Een spreekwoord is:
A
Een grapje
B
Een korte zin met een waarheid of wijsheid
C
Slechte woorden/schelden
D
Iets wat letterlijk wordt bedoeld

Slide 24 - Quizvraag