LOB Smartdoelen

LOB - les 1


Smartdoelen
Hoe maak je ze? 


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBSLBMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LOB - les 1


Smartdoelen
Hoe maak je ze? 


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
Kan je toelichten waar de afkorting SMART voor staat. 
Kun je benoemen waarom doelen SMART geformuleerd moeten worden. 
Kun je beoordelen of een doel SMART is geformuleerd.
Kun je een doel SMART formuleren.



Slide 2 - Tekstslide

Loopbaansturing
- Plannen;
- Beïnvloeden en bespreken van leren en werken;
- Loopbaanontwikkeling;
- Verantwoordelijkheid nemen om een plek op de arbeidsmarkt te verwerven/behouden/wijzigen.

Slide 3 - Tekstslide

Periode 3 - Wat gaan we doen?
Les 1: weten, willen weten, heb ik geleerd + smartdoelen
Les 2: het schrijven van een zelfbeeld
Les 3: blok-weekplan
Les 4: lesplan
Les 5: top tien van droomberoepen 
Les 6: incidentmethode uitgewerkt
  

Verslag (6 opdrachten) + pitch van 2 minuten

Slide 4 - Tekstslide

Kwalificatiedossier 

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten jullie al van SMART doelen?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?


  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
  • Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijkste regel 
Specifiek zijn 
Waarom is meer sporten of meer afvallen geen specifiek doel?



Slide 9 - Tekstslide

Specifiek
  • Voorkomen dat het doel vaag is.
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 10 - Tekstslide

Meetbaar 
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.

 

Slide 11 - Tekstslide

Acceptabel
  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Je weet waarom je het doel wilt bereiken

Slide 12 - Tekstslide

Realistisch 
  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 13 - Tekstslide

Tijdgebonden
  • Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 14 - Tekstslide

Door elke dag een uurtje te fietsen wil ik na 10 weken 2,5 kilo afvallen.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 15 - Quizvraag

Client N wil tijdens het ontbijt voldoende eten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 16 - Quizvraag

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
A
Dat is slimmer
B
Om te checken of ze behaald zijn
C
Het staat mooier
D
Om tussentijds te checken of je de goede dingen doet

Slide 17 - Quizvraag

Client N wil in de komende 2 maanden iedere dag 2 ons groenten en 2 stuks fruit eten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 18 - Quizvraag

Waar staat de afkorting SMART voor?

Slide 19 - Open vraag

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet toepassen:
  • meer
  • beter
Wel toepassen:
  • Ik kan
  • Ik weet
  • Ik ben 
  • Ik wil

Slide 20 - Tekstslide

Weten, willen weten, heb ik geleerd
Teams -> lesmateriaal -> periode 3 -> LOB

Weten - willen weten - heb ik geleerd
Eind van de les: drie SMART-doelen 

Slide 21 - Tekstslide

Nabespreken

Slide 22 - Tekstslide