Sprookje en spelling te gebruiken als inspiratie

Kennismaking sprookjes
en sprookjes schrijven
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Kennismaking sprookjes
en sprookjes schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
...weet je meer over elkaar (brieven lezen).
...weet je wat de planning is voor deze periode.
....heb je kennisgemaakt met sprookjes.

Slide 2 - Tekstslide

Wat verwachten we van elkaar?
Wat verwacht ik van jullie?
  • Mobiel is uit en in je tas.
  • Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, een persoon tegelijk aan het woord.
  • Overleggen mag zachtjes op aangegeven momenten.
  • Geen games, online shoppen, Whatsappen etc.
  • Huiswerk = af en bij je.
  • Elke les een leesboek bij je.

Wat verwachten jullie van mij?

Slide 3 - Tekstslide

Planning periode 1
Week 41 - Sprookje & spelling weging 3x
Week 46  - Werkwoordspelling 1 weging 3x
Week 47 Fictie - Op Niveau blok 1 t/m 5 literatuur + Wonder 2x

9,0 + 9,0 + 9,0 + 7,3 + 7,3 + 7,3 + 5,5 + 5,5/8 = gemiddeld cijfer rapport

Slide 4 - Tekstslide

We gaan werken met:
  • Studiewijzer (Magister).
  • LessonUp.
  • Het boek Op Niveau (spellingsregels).
Downloaden via link (drive).

Slide 5 - Tekstslide

  • Sprookjesverzamelaar Giambattista Basile (1575-1632)
  • Rapunzel, Assepoester, Gelaarsde kat
  • Er zijn talloze sprookjes...

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Maak in en groepje van 4 een mindmap.
Schrijf in het midden het centrale begrip 'Sprookje'.
Schrijf daaromheen alles wat in je opkomt over een sprookje (kenmerken).
Tijd? 10 minuten
Hoe? Samenwerken (groepje van 4)
Daarna? Bespreken



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken sprookje
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken sprookje
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 10 - Tekstslide

Sprookje kijken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

LessonUp
Ga naar www.lessonup.com
Login bij de klas! Ga naar deze les.
Gebruik je leerlingnummer@edu.atchilversum.com
Code

Slide 13 - Tekstslide

Wat is jouw favoriete sprookje?

Slide 14 - Woordweb

Welk sprookje herken je?

A
Roodkapje
B
Hans en Grietje
C
Belle en het Beest
D
Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Slide 15 - Quizvraag

Welk sprookje herken je?
A
Dit is geen sprookje.
B
De nieuwe kleren van de keizer.
C
Belle en het Beest.
D
Arthur.

Slide 16 - Quizvraag

Welk sprookje herken je?

Slide 17 - Open vraag

Kenmerken sprookje (herhaling)
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken sprookje (herhaling)
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag: een sprookje in 4 rondes
  • Ronde 1 - Begin met ‘Er was eens…’ (inleiding) (5 minuten).
  • Ronde 2 - Na 10 minuten wissel je je laptop met dat van je buurman (middenstuk).
  • Ronde 3 – Na 10 minuten schuif je je blaadje door naar je buurman (slot). Eindig met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
  • Ronde 4 – doorschuiven en enkele verhalen voorlezen.

Let op: structuur! Tussen inleiding, middenstuk en slot een witregel.

Slide 25 - Tekstslide

Einde van deze les
Lesdoelen behaald?

...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

Slide 26 - Tekstslide