Sprookje en spelling: les 1, 2 kenmerken sprookjes

Les 1 Sprookjes & spelling




                                                                        Kennismaking met sprookjes
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 1 Sprookjes & spelling




                                                                        Kennismaking met sprookjes

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
...weet je wat de planning is voor deze periode.
....heb je kennisgemaakt met sprookjes.

Slide 2 - Tekstslide

Wat verwachten we van elkaar?
Wat verwacht ik van jullie?
  • Mobiel is uit en in de kluis.
  • Steek je vinger op als je iets wilt zeggen, een persoon tegelijk aan het woord.
  • Overleggen mag zachtjes op aangegeven momenten.
  • Geen games, online shoppen, Whatsappen etc.
  • Huiswerk = af en bij je.
  • Elke les een leesboek bij je.

Wat verwachten jullie van mij?

Slide 3 - Tekstslide

Planning periode 1
- Eindtoets 'Creatief schrijven & spelling'
- Literatuurtoets 'Koning Valentijn' (boek)

Slide 4 - Tekstslide

We gaan werken met:
  • SomToday.
  • LessonUp.
  • Het boek Op Niveau (spellingsregels).

Slide 5 - Tekstslide

  • Sprookjesverzamelaar Giambattista Basile (1575-1632)
  • Rapunzel, Assepoester, Gelaarsde kat
  • Er zijn talloze sprookjes...

Slide 6 - Tekstslide

Mindmap - Sprookjes

10 min - Wat weet jij nog over sprookjes? 

Maak met de klasgenoot naast je een mindmap over sprookjes. Schrijf zoveel mogelijk kenmerken op.

Daarna: klassikaal bespreken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken sprookje
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken sprookje
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

LessonUp
Login bij 'Les 1 & 2 Sprookje en spelling'

Slide 12 - Tekstslide

Les 2 Sprookjes & spelling




                                                                Kenmerken en sprookje schrijven

Slide 13 - Tekstslide

Wat is jouw favoriete sprookje?

Slide 14 - Woordweb

Aan het einde van de les...
...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken sprookje (herhaling)
  • Oorspronkelijk uit de middeleeuwen (‘sproke’ = verhaal/vertelling)
  • Mondeling doorverteld, volksverhaal
  • “Er was eens…”, ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.”
  • Bevatten een moraal of (levens)les
  • Bepaalde voorspelbaarheid, vaste structuur/opbouw
  • Magie (bijv. dieren of voorwerpen die kunnen praten)
  • Het getal 3, 7 of 12
  • Vaste structuur en opbouw (komen we op terug!)
  • Thema (bijv. volwassen worden, je afzetten tegen je ouders, op zoek gaan naar liefde, vriendschap of avontuur)

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken sprookje
  • Stereotype personages
  • Hebben een opdracht/doel, krijgt daarbij hulp
  • Slechte eigenschappen (bijv. hebzucht) worden bestraft
  • Goede eigenschappen (bijv. onzelfzuchtigheid, mededogen) worden beloond
  • Personages hebben vaak niet echt een naam (bijv. Roodkapje, Sneeuwwitje, Goudlokje)
  • Personages zijn niet diepgaand, maar hebben één kenmerkende eigenschap (goed of slecht)
  • Personages wonen ‘In een land hier ver vandaan..’, komen in onbekende gebieden terecht en beleven daar hun avonturen

Slide 17 - Tekstslide

Welk sprookje herken je?

A
Roodkapje
B
Hans en Grietje
C
Belle en het Beest
D
Sneeuwwitje en de zeven dwergen

Slide 18 - Quizvraag

Welk sprookje herken je?
A
Dit is geen sprookje.
B
De nieuwe kleren van de keizer.
C
Belle en het Beest.
D
Arthur.

Slide 19 - Quizvraag

Welk sprookje herken je?

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag: een sprookje in 4 rondes
  • Ronde 1 - Begin met ‘Er was eens…’ (inleiding) (5 minuten).
  • Ronde 2 - Na 7:30 minuten wissel je je laptop met dat van je buurman of buurvrouw (middenstuk).
  • Ronde 3 – Na 7:30 minuten krijg je jouw laptop weer terug van je buurman of buurvrouw. Eindig met: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
  • Ronde 4 – doorschuiven en enkele verhalen voorlezen (rest van de les).

--> Zit er een vaste structuur en opbouw in deze verhalen?

Slide 21 - Tekstslide

Opbouw sprookje
Inleiding --> introduceer personages, ruimte en tijd (hoofdpersoon, omgeving en belangrijke bijfiguren)

Middenstuk --> avontuur, actie, problemen voor je hoofdpersoon (magische gebeurtenissen)

Slot --> ontknoping verhaal, oplossing problemen.

Slide 22 - Tekstslide

Einde van deze les
Lesdoelen behaald?

...weet je welke kenmerken een sprookje kan hebben.
...heb je zelf een sprookje geschreven met deze kenmerken.
... begrijp je in grote lijnen de opbouw van een sprookje.

Slide 23 - Tekstslide